POM Magazine

POM Magazine, Magazine voor Stijl & Cultuur

POM Magazine

Philip Rozema, de dichter

Ieder jaar benoemt de Rijksuniversiteit Groningen een dichtende student tot huisdichter. De zestiende huisdichter is Philip Rozema. In 2015/2016 raakte het publiek bekend met zijn gedichten via zijn bundel te ruime ruimte en via diverse audio- en video opnamen. Rozema (1993) is een dichter die graag optreedt op festivals. In mei 2016 sloot hij zijn huisdichterschap af met zijn eigen theatervoorstelling, Plusminus, een mix van woord, beeld, en soundscapes die hij met zijn stem maakt; een persoonlijk verhaal over de zin en onzin van zoeken naar geluk.

Op de middelbare school wist Rozema al dat hij universiteitsdichter wilde worden. Pas nadat hij zich drie keer had opgegeven, werd hij door de jury gekozen. “Als huisdichter werd ik gevraagd voor allerlei projecten en dan gaat de boel rollen”, vertelt Philip. Hij houdt niet alleen van het schrijfproces, maar ook van het voordragen van zijn gedichten. Nou ja voordragen, het is meer een performance, creatief bezig zijn, zonder gebonden te zijn aan papier. Zo probeert hij het enthousiasme bij zichzelf en het publiek vast te houden. “Ik vind het heerlijk om op te treden. Hoewel ik soms wat rustiger aan moet doen hoor, want als ik te veel moet optreden, sneeuwt het onder,” vertelt hij. “Een optreden geeft vaak een kick. Alle ogen zijn op jou gericht en je hebt zelf alles onder controle. In de poëzie kan ik echt mezelf zijn, het is een uitlaatklep. Op het podium komt het tot zijn recht.”

Als klein kind schijnt hij gezegd te hebben: ik rijm nog eens wat. Een familieanekdote die nu fier op de achterflap van zijn bundel te ruime ruimte prijkt. Zelf weet hij het niet meer, maar wel dat hij taal en taalgrapjes leuk vond. Op de basisschool kwam het los. “In groep zes en zeven had ik een leraar die ons liet dichten”, vertelt hij. “Ik schreef eerst poëzie en ben later pas gaan lezen. Misschien wel beter ook, zo zonder kaders.” De nominatie voor de Gouden Lijst, een landelijke prijs voor kind- en jeugdliteratuur, is voor Rozema een omslagpunt. “Daar is heel veel uit voortgekomen”, legt hij uit. “Ik was 16 jaar oud en heb toen de dichter en schrijver, Hans Hagen, mijn gedichten gemaild. Hij gaf het advies om contact op te nemen met de dichter, Ted van Lieshout. Ik heb toen Ted van Lieshout mijn werk gemaild en hij nomineerde me voor de Gouden Lijst.”

Toen ik Philip vroeg wat hem inspireert, antwoordde hij: “De taal zelf, denk ik. Een gedicht hoeft niet ingewikkeld te zijn maar het moet heel helder, minimalistisch zijn, iets op een andere manier laten zien”, legt hij uit. “Als ik een gedicht schrijf, probeer ik de kern te pakken. Het gedicht ons wi-fi uit de bundel te ruime ruimte is een maatschappij-ironisch gedicht. In dat gedicht heb ik mijn mening achter gehouden. Het is een observatie”, vertelt Philip. “Een gedicht hoeft niet altijd per se maatschappijkritisch te zijn”, legt hij uit. “Ontsnappen kan ook, en stilstaan. Het morele achterwege laten en geen oordeel vellen, kan mensen stil laten staan.” In, er is een weg, geeft Rozema een hoopgevend beeld. “Als je een weg maakt, is er vaak ook een weg terug”, legt hij uit. “Als je vastloopt, kun je terug. Het gaat altijd ergens heen als je niet stilstaat. Ik zoek niet zozeer naar licht in de zin van makkelijk, maar in de zin van kernachtig. Iets plaatsen, daarop doorassociëren en dan weer terug naar de originele plaatsing.” In zijn gedicht stop op contact legt hij een dag vast waarin je het gevoel hebt dat je het druk hebt, terwijl dat best wel meevalt. Het gevoel dat je nooit alles afkrijgt, altijd wel iets te doen is of op je ligt te wachten, een bericht bijvoorbeeld. Maar social media is voor Rozema niet per se een last. “Het is heel makkelijk om even naar een Facebook post te gaan, op zoek naar de beloning dat iemand iets gepost heeft”, vertelt hij. “Je hebt voortdurend het gevoel van: wat mis ik? Natuurlijk heb je de keuze, maar eigenlijk ook niet. De bewegingen die we bewust of onbewust maken fascineren me.”

Interview: Anne van der Heiden
Fotografie: Joyce ter Weele

De Biotoop: broedplaats, kraakpand of commune?

Aan de rand van het dorp Haren, ten zuiden van de stad Groningen, ligt De Biotoop- een creatieve broedplaats waar ambachten en disciplines elkaar ontmoeten. Op zondag 27 mei gingen de deuren open tijdens de BiotOPENdag. Ook voor POM Magazine’s Bert van der Zee. Lees in zijn sfeerbeschrijving hoe hij in de ban van De Biotoop raakte.

Tot het begin van de 21ste eeuw moest je als student biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen naar het dorpje Haren fietsen om colleges te volgen in het grote gebouwencomplex naast de Hortus Botanicus. Een typisch voorbeeld van de glas- en betonarchitectuur uit de jaren 60/70 van de vorige eeuw. Tientallen jaren lang werd het uit zeven vleugels bestaande complex gevuld met studenten, maar sinds 2010 zijn de colleges in de hypermoderne Linnaeusborg in het noorden van de stad Groningen. Er kwam 30.000 vierkante meter vrij in het voormalige Biologisch Centrum. Hiervoor mocht een nieuwe bestemming gevonden worden. Simpele ‘anti-kraak’ is uit de mode en het creëren van een broedplaats is een populaire oplossing. Zo werd het Biologische Centrum in 2013, De Biotoop.


Omringd door veel groen ligt het grote complex ietwat verscholen naast de Hortus Botanicus. Eenmaal achter een haag van bomen en struikgewas doemt het gebouw als een enorme gestalte op. Een jaren ‘70 gevoel beklijft vanwege de architectuur. Van binnen ruikt het soms naar het verleden, die vertrouwde muffe statische geur van oude schoolgebouwen. In de ateliers houden veel gebruikers de oorspronkelijke inrichting in stand: lange laboratorium werktafels langs de wanden en ontkoppelde kranen met gele knoppen. De gangen zijn soms nauw, soms ruim. Verbonden door zwevende aquarium gangen loop je van vleugel naar vleugel. Het gebouw is bezaaid met kunst: schilderijen, kindertekeningen, fotocollages, installaties en een gang vol met ouderwetse elektrische orgels- een pretpark voor de zintuigen. In vleugel B is een diepe collegezaal nu als bioscoop in gebruik.

Vele kunstenaars en ambachtslieden vinden in De Biotoop een betaalbare werkruimte en de passies zijn al even divers. In de kelder produceren jonge brouwers appelcider van de appeloogst die bewoners uit de buurt elk jaar naar het complex brengen. In een atelier dat te klein is om ooit een klaslokaal geweest te zijn, worden skateboards met houten inlay geproduceerd, met de hand. Eén verdieping van een vleugel ruikt naar ecologische supermarkt en al snel blijkt waarom: een zeepfabriek met handgemaakte zepen vol huidvriendelijke ingrediënten en etherische oliën maakt reclame via de neus. Sommige kinderen uit Haren en hun ouders kennen de Biotoop van binnen en van buiten door de buitenschoolse opvang die in vleugel B is ingericht. Een geluidsstudio staat voor de gelegenheid leeg maar wanneer ik door het raam kijk zie ik verderop een ruimte die tot de nok gevuld is met analoge synthesizers en vintage opnameapparatuur. Iedereen in de geluidsstudio mag zoveel lawaai maken als men wil, dag en nacht. Dat zegt iets over de tolerante sfeer in de broedplaats, waar respect is voor elkaars disciplines en het creatieve proces alle ruimte krijgt.


Voor de meeste bewoners is het creatieve ei al uitgekomen en door zo dicht bovenop elkaar te leven is er ook ruimte voor kruisbestuiving, zij het voornamelijk praktisch. De groenten en kruiden uit de tuin worden verwerkt in de gerechten van het restaurant en een kunstenaar die een levensgrote houten bakfiets annex flipperkast maakte, laat kinderen van de dagopvang hiermee spelen. Drie van de zeven vleugels worden gebruikt door kunstenaars die naar De Biotoop reizen vanuit elders in de regio. In de overige vier vleugels worden ruimtes verhuurd als woningen. De bewoners uit het nabij gelegen seniorencomplex komen regelmatig binnenwandelen, en er is een vleugel met een restaurant en zalen waar onder andere theatergezelschappen optreden en yogalessen en zakelijke workshops plaatsvinden. Zo biedt De Biotoop ingangen voor allerlei bezoekers en begint het gebouw een integrale functie te krijgen voor de lokale gemeenschap en de regio.


De wortels van deze gemeenschap zijn commercieel en het is aan de bewoners om het wiel van een samenleving in het klein, opnieuw uit te vinden. Ik sprak met één van de beeldend kunstenaars van De Biotoop en zij vertelde dat zij zich thuis voelt in deze dynamiek en dagelijks contact heeft met de bewoners die op haar gang wonen. Maar een collega kunstenaar bekent dat hij meestal de kleine nooduitgang gebruikt om het gebouw binnen te komen en te verlaten. Het is een kwestie van tijd om te zien hoe de broedplaats zich gaat ontwikkelen. Los van de idealen, De Biotoop brengt Haren een bruisende creatieve sector. Het is een enorme beleving om door dit gebouwencomplex te lopen waar geen enkele gang of verdieping hetzelfde is en het verlangen om te creëren bijna van de muren spat.

Fotografie: Joyce Ter Weele

Patat poëten

Wat hebben patat en poëzie met elkaar te maken? De enige link die je misschien zal leggen, is dat het allitereert. Maar in de stad Groningen lukte het toch om deze twee werelden met elkaar in contact te brengen: tijdens het Patat Poëten festival afgelopen januari. Marije de Boer bezocht voor POM Magazine dit bijzondere festival en geeft een impressie.

Samen met andere onwetende Groningers liep ik donderdagmiddag, niets vermoedend, een patatzaak binnen. Iedereen was aan het wachten op de frieten. Niets ongewoons toch? Maar plotseling stond iemand op met een papier in de hand en las een kort gedicht voor. Eerst werd een gedicht over een tv voorgelezen en daarna een gedicht over niets minder dan: patat. De ruimte werd voor de verandering niet alleen gevuld met een sterke lucht van zoute patat, mayonaise en gebakken uitjes; woorden gaven ook geur en kleur. Dit smaakte naar meer, niet alleen mijn smachten naar patat werd vergroot, ook mijn nieuwsgierigheid naar deze gedichten en hun dichters. Het was te vergelijken met een avondvierdaagse. Ik liep van de ene plek naar de andere, waar patatliefhebbers overvallen werden met gedichten. Iedere patatzaak had zijn eigen charme; een marktkraampje op de Grote Markt verving een deel van de koude lucht met warme patatwalmen terwijl een andere patatzaak meer leek op een moderne hipstertent. Zo kreeg ieder gedicht op elke plek een andere dimensie. De gedichten die werden voorgelezen in een typische snackbar, waar frikadellen tentoongesteld worden in vitrines met groene franjes eromheen, kregen de volle aandacht van zowel onverwacht als verwacht publiek. Vijf verschillende dichters lazen hun gedichten voor. Op de achtergrond liet de frietboer de frieten sissend in het vet zakken. Etende patatbezoekers keken verbaasd op, ze wisten zich niet helemaal een houding te geven.

Bij de patat marktkraam op de Grote Markt was het staand luisteren in de koude lucht en dat gaf een andere draai aan de gedichten. Of bezoekers aandacht hadden voor het gedicht hing volledig af, met wat voor doel ze naar de patatkraam waren gekomen. De gedichtenliefhebbers probeerden zich te focussen op de woorden, maar de mengeling van koude wind met de zoute patatlucht stal een deel van de woorden en daarmee de aandacht. Voor Groningers en toeristen die alleen voor de patat waren gekomen, ging het net even anders. Wederom werd er verbaasd opgekeken naar de dichter die zijn woorden uitsprak. Maar nu trok juist het gedicht de aandacht, en niet de patat. Afwachtend, maar geïnteresseerd werd er vanuit de ooghoeken van nieuwsgierige patatliefhebbers toegekeken naar wat er gaande was. En dat was nou precies de bedoeling van dit festivalletje: de aandacht trekken van patatliefhebbers, van mensen die normaal gesproken niet vaak in contact komen met poëzie. Poëzie staat vaak te ver van het bed. Het Patat Poëten festival wilde daarin verandering brengen. In plaats van het publiek naar poëzie toe te trekken, werd de poëzie naar het publiek gebracht. Naar een pop-up podium waar iedereen welkom is om een klein hapje poëzie te proeven. Met een beetje mayo graag.

Tekst: Marije de Boer
Foto: Henx Fotografie

Ontbijtparel in Groningen

Voor de POM Magazine serie- Ontbijtspecial– bezocht Marije de Boer, Pernikkel in Groningen. Het bleek een smaaktocht vol uitersten. Marije legt uit waarom.

Bij veel stadse ontbijt- en lunchtentjes kom je als hongerige gast vaak terecht in een retro hippe huiskamer. En bij Pernikkel is dat niet anders. Ja, Pernikkel staat vol met Deens retro design. Maar al dat design staat in een zee van huiskamerplanten die vreemd genoeg, een warm welkomsgevoel geven. Alsof je je eigen huis nooit verlaten hebt.
Pernikkel’s ontbijtkeuze is net zo internationaal als zijn gasten, een smaakfeest van uitersten. Elke week ziet de menukaart er weer een tikkeltje anders uit, wat nieuwsgierig maakt om terug te komen. Berliner havermoutpap, mega hartig Engels ontbijt, zoete Amerikaanse pancakes en Aziatische pittige veganistische kokos curry. Ook de Nederlandse ontbijtgerechten blinken uit in uitersten met zoete wentelteefjes en zoute haring. De topper in de categorie hartige smaken is de Mexicaanse Huevos Rancheros, hot tomatensalsa met ei, die zijn evenknie vindt in de bloody mary die je erbij kunt bestellen. Je krijgt het gevoel dat er zelfs aan jouw eigenzinnige ontbijtwens, gedacht is.
De bediening is erg vriendelijk en heeft tijd voor een gesprekje. Bij iedere koffie krijgen we weer iets lekkers geserveerd zoals een vers stukje brownie. En voordat we iets besteld hebben krijgen we alvast een gratis fles water op tafel gezet. Met deze extraatjes zorgt het personeel goed voor zijn gasten. Bij Pernikkel lijkt alles op elkaar aan te sluiten. De menukaart, het personeel en het interieur lijken allemaal hetzelfde uit te stralen: laagdrempeligheid, het “thuis-gevoel” en bijzonder lekkere internationale ontbijtgerechten met een zoete, zoute of pittige twist.

Pernikkel, Aweg 2, Groningen

De man achter de afdruk

Maak kennis met de man die zijn werk beschrijft als experimenten die een afdruk achter laten. Wim Warrink groeide op in Drenthe, in een dorpje vlakbij Emmen. “Een jeugd vol met jongensdingen”, zo vertelt hij. Met vrienden uit het dorp ging hij in zijn vrije tijd hutten bouwen, crossbanen aanleggen en oorlogje spelen in het bos. “Dat soort dingen deden we allemaal”, legt hij uit.

Zijn vrienden doen nu compleet andere dingen. De één is slager, de ander werkt in de bouw en weer een andere vriend is in hart en nieren, boer. Zijn vrienden begrijpen vaak niet wat hij aan het doen is, maar zij zorgen er wel voor dat hij projecten aan durft, omdat hij weet dat hij er niet alleen voor staat. “Als ik hun hulp nodig heb, helpen ze mij met advies, mentale steun of met fysieke arbeid”, vertelt hij. Ook in Groningen en Friesland heb ik fijne mensen om me heen die me het vertrouwen geven grote projecten aan te gaan.

Portretschraper, 2013

Na een opleiding elektrotechniek in Emmen ging Wim in 2006 verder met een opleiding industrieel productontwerp in Leeuwarden. Hij vond in 2011 uiteindelijk zijn plek bij de kunstacademie Minerva in Groningen waar hij in 2015 de Klaas Dijkstra Academieprijs won. Een bezoek aan een tentoonstelling van het Gentse museum voor hedendaagse kunst, SMAK, was voor Wim een eyeopener. Daar zag hij in een statige museumzaal blokken hout hangen, gebundeld in een touw aan een muur, en zag hij overal stukken biels op de grond liggen. “Ik keek daarnaar en dacht, jeetje wat gaaf eigenlijk, is dit ook kunst?”, vertelt Wim, “en op het moment dat ik dát besefte, was ik om – ik wist niet dat zoiets mocht. Ik had tot dan toe nog een hele klassieke opvatting van kunst.”

En zo begon het allemaal. Enkele jaren later maakte Wim installaties waarin mechanische- en menselijk kracht samenkomen. In zijn werk, Blikkenleger (2014), worden grote verfblikken leeggeschoten. Een projectiel wordt daarbij op de achterkant van het verfblik afgevuurd waardoor de verf uit het blik schiet.

Blikkenleger, 2014

In het werk de portretschraper (2013) probeert Wim een metaalplaat met het profiel aanzicht van Galileo door een homp klei te duwen. Het portret, de verfafdrukken, de metaalplaat, de machineconstructie, de leeg geknalde verfblikken- het zijn allemaal onderdelen die zijn kunstobjecten tot een evenwichtig geheel maken. Voor zijn nieuwste project maakte Wim lichtobjecten waarbij de hoofdrol niet weggelegd is voor mechanische kracht, maar voor compositie en verbondenheid tussen de diverse onderdelen. Hoe deze lichtobjecten tot stand zijn gekomen kun je lezen in het artikel Spiritualiteit? Welnee!. Tot 31 maart zijn zeven lichtobjecten van Wim te zien in de expositie Technisch Licht, in het Groninger Forum aan de Oude Boteringestraat in Groningen.

Tekst: Wim Warrink
Fotografie: Mente Warrink (Portret), Joyce Ter Weele (Blikkenleger), Tijmen van Dijk (Portretschraper)

Abonneer op onze nieuwsbrief

Door verder gebruik te maken van deze website gaat u automatisch akkoord met het plaatsen van cookies. Meer informatie Dit bericht verbergen