De nijlganzen in het Zuiderpark weten van geen ophouden. Net toen ik dacht dat we nu toch écht wel te dicht op de winter zouden zitten om nog jongen groot te brengen, zag ik tijdens een wandeling vorige week een koppel met een nest jonge nijlgulletjes! Die term moet ik misschien even uitleggen. Sinds mijn vriend en ik weten dat jonge eendjes ook wel pulletjes worden genoemd, verbasteren we die term voor ieder babyvogeltje dat we zien. Ganzen krijgen gulletjes, meerkoeten hebben kleine meerkulletjes…Taal leeft, zullen we maar zeggen.
Omdat het Zuiderpark één van de mooiste parken van Rotterdam is en precies tussen mijn huis en het zwembad ligt, wandel ik er een paar keer per week met mijn zwemtas op de rug doorheen. Soms voel ik me bijna een boswachter. Al observerend loop ik door ‘mijn’ park. Ík weet waar je hier wel eens fazanten kunt zien. Je hoeft mij niet te vertellen dat er wel eens een koppel ooievaars boven het grote veld cirkelt- allang gespot! Ik stap soms bijna ongevraagd op mensen af als ik ze naar een boom zie staren: “Inderdaad, daar zitten elk jaar groene spechten!”
Toen ik gisteren een groep kauwtjes achter een buizerd aan zag gaan, zette ik nog net niet mijn handen aan de mond om de hondeneigenaren aan de overkant van het water erop te attenderen.
Vandaag besloot ik te kijken hoe het de nijlgulletjes verging. Ik kon ze niet meteen vinden. Soms eindigen ze als snoekenvoer of pikt een buizerd ze mee. Maar ook de ouders zag ik niet, vermoedelijk waren ze gewoon even op pad. Een aantal andere ganzen op het veld daarentegen lag fotogeniek te dutten in de herfstzon. Ik pakte mijn telefoon om een kiekje te maken.
Ineens stopt er een politieauto achter me. “Zooo, mevrouwtje…”
Ik draai me geschrokken om, doe ik iets dat niet mag?
In de auto zitten twee agenten, de raampjes zijn omlaag gedraaid.
“Weet u nou eigenlijk wat u precies staat te fotograferen?” vervolgt de agent die mij aansprak.
Enigszins van mijn à propos antwoord ik: “Eh… in dit geval vooral de Canadese ganzen hier. Die grauwe ganzen die daar verderop liggen te zonnen zijn zo aan de beurt. Ik was eigenlijk op zoek naar het nestje nijlganzen dat hier woont.”
De agent: “Ah ja, inderdaad, de grote Canadese gans… dat wist u dus. Maar wist u dat er ook een koppel geringde brandganzen rondscharrelt?”
Ik begin te glunderen. “Ja, die heb ik wel eens gezien! Maar wist ú dat er elk jaar ook een koppeltje van één brand- en één nijlgans zit? Ik heb ze nog nooit op jongen betrapt, maar ze komen ieder jaar opnieuw terug.”
In gedachten vraag ik mij af of zo’n jonkie een nijlbrandgulletje of een brandnijlgulletje zou heten. Brijlgans? Nandgans?
Ondertussen begint de tweede agent te lachen: “Hahaha, Jan, ze weet er meer van dan jij!” Licht mopperend pakt Jan het stuur weer beet. “Ja ja, Mies, dat kan wel zijn, maar ik zeg het je: de méésten hebben géén idee!”
We zeggen gedag, de agenten rijden door.
Mijn boswachtersgevoel is nog nooit zo sterk geweest.