Haarverf!

Ik ben zo’n tien jaar terug gestopt met het verven van mijn haar, en ik heb er nooit spijt van gehad. Nou moet je allemaal natuurlijk helemaal zelf weten of je je haar verft of niet. Mijn missie is niet om ieder mens er als een grijze dakduif bij te laten lopen. Ik hoop wel dat wanneer iemand naar de verfkwast grijpt, ze dat doen omdat ze dat zelf mooi vinden, en niet door onzekerheid of druk van buitenaf.

Misschien was bij mij de lol er ook wel af omdat ik alles al eens geprobeerd had. Tussen mijn 15e en 18e heeft mijn haar iedere haarkleur gehad die je kan bedenken. Groen, roze, paars, blauw, geel, rood, zwart, wit… Alles ertussen ook. Zelfs een dag of twee grijs, al gebiedt eerlijkheid te zeggen dat het eigenlijk een mislukte blondeeractie betrof: mijn vaste haarverfadres was gesloten op zondag.

Menig gezin waarbij ik als nieuw aangestelde oppas voor de deur stond schrok zich een hoedje. Ik kwam meestal via mijn moeder aan die adresjes. Tegenwoordig is een tiener met knalroze haar prima gangbaar. Maar toen ik rond 2003 op de stoepen van die nietsvermoedende gezinnen verscheen sloeg de schrik menig ouder om het hart, al had dat mogelijk ook met mijn gothicjurken, skatebroeken en kortgeknipte rockbandshirts te maken. Gelukkig bleek al snel dat mijn alternatieve uiterlijk niet betekende dat ik een slechte babysitter was. Ik had dan uiteindelijk ook veel vaste oppasadresjes, en kon me liters en liters haarverf permitteren. Mijn haarstatement toen was hetzelfde als mijn haarstatement nu: ik kies zelf wel hoe ik eruitzie, en dat heeft niets te maken met wat ik kan. Goed, destijds wilde ik vooral laten zien hoe ‘anders’ ik was, een vrije geest – de zoveelste idealistische puber dus. Nu gaat het mij erom dat de waarde van een mens niet afhangt van leeftijd of in hoeverre je voldoet aan suffe schoonheidsidealen. En toch, ik kan er niets aan doen, vind ik het ergens wel fijn als zo’n kassière (m/v/x) mij om mijn identiteitsbewijs vraagt bij het kopen van een fles wijn. Het is niet erg om oud te zijn, maar ik stel het toch liever nog even uit. Het leven vliegt al voorbij. Ja, ik ben ouder dan 18.

Nee, dan omgekeerd. Het meest extreme dat mij in die zin overkwam gebeurde zo’n 15 jaar geleden, ik zal rond de 20 geweest zijn. Mijn haren waren niet meer zwart, ik was sinds ik in de drogisterij werkte langzaam overgegaan naar kleuren als donkerbruin en mahonierood – tinten die we zelf verkochten mocht je als medewerker ook in je haar. Ik was op weg naar een festival en zat met mijn backpack en tent in een Belgische trein. Ik had een ticket met jongerenkorting, destijds mocht je maar liefst tot je 27e op zo’n kaartje reizen. Toen de conducteur langskwam en ik mijn kaartje overhandigde begon hij te mopperen: “Nou mevrouwtje, dacht u nou écht dat ik dáár in zou trappen?” Toen ik vroeg wat hij bedoelde legde hij uit dat hij niet kon tolereren dat een dame van in de veertig op een jongerenkaart reisde. Terwijl ik mijn paspoort uit mijn zak peuterde om mijn leeftijd en zijn ongelijk te bewijzen probeerde ik te bedenken wat er aan de hand kon zijn: ik had geen kater, was niet net ziek geweest, had bij mijn weten geen rimpels… Ik stond voor een raadsel. De conducteur concludeerde ondertussen dat hij ernaast zat, knipte mijn kaartje en liep zonder blikken of blozen door naar de volgende coupé. Toen ik mijn medereizigers had verteld hoe oud ik was zeiden ze allemaal troostend dat ze niet anders gedacht hadden. Inmiddels ben ik, als ik eraan terugdenk, vooral boos dat zo’n kaartenknipper gelijk van het slechtste uitgaat – dat ik een leugenachtige fraudeur ben, een half-zwartrijder. Maar destijds was ik toch vooral op mijn ziel getrapt dat ik er twee keer zo oud uit scheen te zien als ik was. En toen heb ik dus nog vijf jaar lang lopen tobben met pakjes chocoladebruin, asblond en henna-rood. Ik ben blij dat ik ervan af ben.