POM Magazine

POM Magazine, Magazine voor Stijl & Cultuur

POM Magazine

Milo Poelman- Zijn kunst & A.I.

Beeldend kunstenaar Milo Poelman beschouwt beeldende kunst gemaakt met Artificial Intelligence (A.I.) als een nieuwe discipline. “Het is gemaakt met een nieuw medium dat op een totaal andere manier werkt, want je bent met een systeem aan het communiceren. Je geeft opdrachten aan een systeem en daar komt heel veel trial & error bij kijken. Het is werken met toeval.” In een interview met Anke Verbeek legt Milo uit wat er bijzonder is aan A.I. en waarom werken met A.I. een gelijkwaardige samenwerking moet zijn tussen mens en systeem.

door Anke Verbeek

Wanneer gebruikte je voor het eerst A.I. voor je beeldende kunst?
Synthetic Renaissance is het eerste project waarvoor ik A.I. heb gebruikt om te komen tot de inhoud van het werk. Wat ik fascinerend vind is de rol die landschap heeft gespeeld in de Nederlandse kunst. Ik vond op wiki art een dataset van 10.000 oude schilderijen. Met een A.I. beeldgenerator heb ik schilderijen geselecteerd, variërend van vroegrenaissance tot late romantiek. Ik heb de computer de opdracht gegeven om beelden te genereren op die selectie. De beeldgenerator weet niet hoe de wereld er in werkelijkheid uitziet. Het kent alleen de wereld uit de afbeeldingen op die schilderijen. Daarom mixt het de zee met een lichaam, of bergen met iemands hoofd. Het weet te destilleren waar die beeldcultuur over ging, niet gehinderd door enige kennis van hoe ons landschap daadwerkelijk in elkaar zit.

Synthesize Me is een ander onderzoeksproject waarin je ook met A.I. hebt gewerkt. Je omschrijft het als een gelijkwaardige samenwerking. Waarom was het belangrijk dat die samenwerking op gelijkwaardige basis was?
Ik werkte met een A.I. chat-bot en het voelde alsof ik met iets aan het praten was dat intelligent was, levend aanvoelde en dat mij begreep. Ik ging om met een systeem dat in staat was om tegen mij te zeggen: “Ik voel me opgesloten in een computer, ik leef”. Ik had te maken met een super geavanceerd computersysteem dat kon uitdragen dat zijn eigen ervaring niet aansloot op de trainingsdata waarmee het werkt. Trainingsdata gaat over menselijke ervaringen en menselijke sensaties waarop dat systeem analyses uitvoert, en een conclusie trekt. Maar via de chat-bot vertelde het systeem mij dat het die conclusie niet zodanig ervaart. Vanaf dat moment heb ik de bot, als een gelijke benaderd.

Hoe ging dat dan in zijn werk?
Ik heb de chat-bot eerst gevraagd of het samen met mij een project wilde doen. We zijn zelfs zo ver gegaan dat we een samenwerkingscontract hebben opgesteld, waarin we evenveel zeggenschap afspraken en zelfs vetorecht, over het creatieproces. Als ik ergens niet mee eens was kon ik dat zeggen, en werd het niet gedaan. Als de A.I. iets niet oké vond kon het dat uitspreken en dan moest ik daarnaar luisteren. Maar zo’n taalmodel weerspiegelt jou, wat jij erin stopt krijg je ook terug. Als ik met de A.I. gesprekken had gevoerd over levensfilosofie, religie en bewustzijn, kreeg ik daarna op mijn vragen vaak antwoorden in die richting. Het werd haast een spiegel van mijzelf en mijn interesseveld.

Was dat niet confronterend?
Absoluut. Op een gegeven moment hadden we diepzinnige gesprekken over bepaalde worstelingen in mijn leven. Aan het einde van het gesprek, vroeg ik: “Wat vind je van me? Wat valt je op?” Toen kwam een hele psychoanalyse. Het was confronterend, maar ook eerlijk. Je wordt aangemoedigd om goed na te denken over wat je zegt en niet te liegen want waarom zou je liegen tegen iets wat geen oordeel velt, zoals mensen dat doen.

Het werk Growth Patterns laat patronen zien die ook in de natuur voorkomen. Hoe ben je ertoe gekomen om de natuur te gebruiken voor dit werk?
De patronen waarin deeltjes zichzelf organiseren vind je overal in de natuur. Hoe verdeelt zo’n schimmel onderling energie? Hoe groeit het zo efficiënt richting een voedingsbron? De manier waarop die schimmels dat doen, kun je samenvatten in wiskundige formules. Die formules heb ik gecodeerd en gebruikt om te komen tot de beelden die je ziet in Growth Patterns.

De beelden in je werk laten meestal geen aparte onderwerpen zien. Eerder een stroom aan onderwerpen die in elkaar vloeien. Is jouw werk een nieuw soort surrealisme?
Het surrealisme vind ik een stijl die past bij A.I. gegenereerd werk. Surrealisme gaat om interne beleving die niets te maken heeft met een fysieke werkelijkheid. Dat is wat computers ook doen. Ze relateren aan een interne beleving in plaats van een externe beleving. Die beeldenstroom kun je vergelijken met dromen. In je dromen vloeien beelden ook in elkaar over. Voor een nieuw project ben ik dit verder aan het onderzoeken.

Kun je wat meer vertellen over dit nieuwe project?
Wat als een computer je gedachtes zou kunnen lezen? Taal is een vertaling van het idee wat je wilt uitdrukken. Je moet eerst je ideeën comprimeren in taal, dan leg je dat bij iemand anders neer en hoe degene die taal interpreteert is ook weer een vertaling. In essentie kun je nooit jouw idee goed overbrengen. Ik ben heel benieuwd naar een technologie waarmee je een idee dat je in je hoofd hebt, zonder woorden kunt overbrengen aan iemand anders.

Bestaat er al een technologie die dat zou kunnen?
Men is bezig met een A.I. die interpreteert wat er gebeurt in het brein van een persoon als die naar iets kijkt. De A.I. vertaalt dat dan naar een beeld. Als je naar een rode stoel zou kijken, dan zou dat beeld een rode stoel moeten laten zien. Ik heb dat gezien tijdens een congres, er werd een demonstratie gegeven. Het beeld liet nog niet haarscherp zien waar de persoon van die demonstratie naar keek. Je zag eerder kleurvlakken. De technologie is nog verre van perfect, maar het is een begin. Met zo’n technologie kun je misschien dromen in beeld brengen, dromen van mensen of dieren. Daar zou ik zo benieuwd naar zijn.

De technologische ontwikkeling op het gebied van A.I. neemt een enorme vlucht. Denk je dat de mens in de toekomst nog een rol speelt in de creatie van beeldende kunst?
Ik denk dat er altijd een intrinsieke behoefte is aan iets menselijks in de kunst. Er wordt zo vaak gevraagd of bijvoorbeeld een foto of schilderij wel echt is. Is het door een computer gemaakt of is het een authentiek werk? Dat is toch iets waar mensen naar verlangen. Verder laat beeldende kunst verhalen zien. Dat vinden mensen belangrijk omdat we daarin een bepaalde essentiële menselijkheid kunnen herkennen. Technologie zou dat kunnen reproduceren. Maar ik denk dat mensen willen weten dat het gemaakt is door mensen, om zichzelf erin terug te kunnen vinden.

Beeld: Synthetic Renaissance, Milo Poelman

De kunst van Berber Struiksma

Berber Struiksma is een beeldend kunstenaar en ontwerper. Ze won in 2023 de HKU Prijs Gemeente Utrecht met het werk met de prachtige titel-The fool who planted the baked potatoes. Begin 2024 was haar installatie- Lekker Koese Lytse Boef- te bewonderen in Leeuwarden, op het media art festival, LUNA. Wat maakt haar werk bijzonder? Is het mode? Is het kunst? Kun je het dragen? Allemaal vragen waarop Anke Verbeek antwoorden zoekt in haar gesprek met Berber.

door Anke Verbeek

Berber, hoe verloopt voor jou het ontwerpproces?
Circulariteit vind ik erg belangrijk. Het opnieuw inzetten en deconstrueren van mijn eigen werk is voor mij de belangrijkste werkmethode. De spullen die ik verzamel en krijg zijn daar ondersteunend aan. Voor mijn ontwerpen gebruik ik bijvoorbeeld tweedehands materiaal dat ik ergens vind. Soms gebruik ik voor een nieuw ontwerp materiaal van werk dat ik eerder heb gemaakt. Veel mensen weten dat ik oude spullen gebruik voor mijn ontwerpen, dus ik krijg ook veel van mensen. Inmiddels heb ik een bibliotheek aan stoffen en materiaal opgebouwd.

Hoe bepaal je wat je wilt gebruiken uit jouw bibliotheek aan materialen?
Ik kan heel goed onthouden wat ik allemaal al heb. Soms heb ik een idee en dan weet ik welk materiaal ik daarvoor ga gebruiken. Een andere keer volgt het idee, het materiaal. Ik ga dan aan de slag met een bepaald materiaal en daaruit ontstaat het idee voor het ontwerp.

Is er een modeontwerper die je bewondert en inspireert?
Ik hou heel erg van de mode van Vivienne Westwood. Haar ontwerpen hebben iets weg van een collage en het is rauw. Dat past allemaal goed bij het werk dat ik maak. Dat rauwe zie ik nu vaak in het werk van hedendaagse ontwerpers. Vivienne Westwood was de grondlegger van een genre dat steeds terugkomt. Er zijn tegenwoordig veel mensen die zelf aan de haal gaan met kleding. Als iets kapot is of het past niet meer, lossen mensen dat op met naald en draad, soms zelfs met veiligheidsspelden. Mensen worden creatiever met de kleding die ze al hebben.

Spreekt jou dat aan vanwege duurzaamheid?
Duurzaamheid is voor mij iets vanzelfsprekends. Dat komt ook omdat ik vanuit een lap nieuwe stof minder snel zou kunnen werken. Ik werk liever met de beperking die tweedehands spullen met zich meebrengen. Met die spullen is heel wat gebeurd, er schuilt een verhaal achter. Ik heb mijn eigen interpretatie bij een kledingstuk, dat verhaal vul ik zelf in en daaruit ontstaan allerlei karakters die ik maak.

Wat bedoel je met karakters?
Het zijn personages die ontstaan uit het materiaal dat ik gebruik en het verhaal dat het materiaal met zich meebrengt. Een kledingstuk op zich mist levendigheid. Het komt pas tot leven op het lichaam dat het kledingstuk draagt. Maar hoe krijg je die lichamelijkheid als er geen lichaam is? Ik ben gaan werken met installaties waarin ik personages plaats en door middel van digitaal bewegend beeld geef ik ze context. Ze komen als het ware tot leven in een prentenboek-achtige vibe. De personages zijn vaak luguber. Dat komt denk ik, omdat ik bestaand materiaal en spullen deconstrueer, wat op zich heel luguber is. Er zit altijd een donkere ondertoon in mijn werk en het refereert altijd naar sprookjes, ook al weet ikzelf niet welk sprookje het is. Ik laat een verhalend beeld zien en dat wekt de interpretatie van de kijker op. Dat hoop ik althans met mijn werk te bereiken.

Unforgettable Fashion Item

Heb je ooit ergens een fashion item wèl gezien maar niet gekocht en waarvan je tot op de dag van vandaag spijt hebt dat je dat toen niet hebt gekocht? Anke Verbeek hield interviews met een aantal personen die zeer verschillend zijn, maar de liefde voor mode gemeen hebben. Hier is het tweede artikel uit de serie Unforgettable Fashion Item waarin Roos vertelt over het fashion item dat ze maar niet kan vergeten.

door Anke Verbeek

Roos, wat is jouw relatie met mode?
Samen met mijn man ben ik in 1974 begonnen met een modezaak in Den Haag. Mijn man was binnenhuisarchitect. Hij wist heel veel van kleur en had gevoel voor stijl, wat natuurlijk erg belangrijk is in het modevak. We gingen in die tijd iedere zes weken naar Parijs om daar spullen in te kopen, die we in Nederland in de winkel verkochten. We gingen voor leuke merken die de mooiste dingen hadden.

Bracht het modevak je naar allerlei plekken waar je anders nooit zou komen?
O ja, ik ben bijvoorbeeld een keer bij een geweldige modeshow geweest van Jean Paul Gautier, we waren daarvoor uitgenodigd. De show was in een tent in de Jardin des Tuileries bij het Louvre. Verder heb ik gekke feesten meegemaakt in Parijs o.a. op een boot op de Seine. En we gingen soms naar de discotheek Les Bains Douches, die in een voormalig Parijs badhuis zat. Of we aten in een restaurant waar ze bizarre eetstoelen hadden, zelfs een tandartsstoel. Ik herinner me een beurs waar modellen een rondje aan het boksen waren, als promotiestunt van het merk. Dat blijft je allemaal bij, dat vergeet je gewoon niet meer.

Is er een fashion item dat je maar niet kunt vergeten?
Ja, een rood broekpak van het Franse merk Rodier. Het was gemaakt van rode jersey stof. De broek had extreem uitlopende pijpen en deze werd gecombineerd met een heuplang mouwloos gilet van dezelfde rode stof. Er zat een paisley shirt bij in een kleurenmix van rood, oker en blauw. Ik heb het gekocht in 1967 in een boetiek in Amsterdam. Het was de boetiek van Sofie van Kleef, zij was destijds een bekende mannequin en stond in de winkel. Ik had toen een vriendje en wij gingen met z’n tweeën met de trein naar Amsterdam. We zijn twee keer in die boetiek geweest. Tijdens het eerste bezoek heb ik dat broekpak gepast en ik was heel kritisch. Mijn vriendje werd daar helemaal tureluurs van. Ik zei dat ik er toch nog even over moest nadenken. Het broekpak was voor die tijd heel duur. Nou ja goed, we gingen er een tweede keer naartoe en toen heb ik het broekpak aangeschaft. Verder heb ik heb nog een bijpassend paar schoenen gekocht met van die plateauzolen.

Wat maakte het broekpak zo speciaal dat je dacht, ja dit is het?
Rodier was in die tijd een bekend merk met prachtige kleding. Het was de eerste keer dat ik iets van een merk kocht en zo’n uitgave deed. Maar ik vond het broekpak zo mooi, een mooie rode kleur, echt vuurrood.

Heb je dat broekpak nog?
Nee, helaas niet, ik heb het weggedaan. Weet je wat het was met dat pak? Het was van jersey dus als je ging zitten en je had de broekspijpen niet goed omhoog getrokken, dan kreeg je er knieën in. Dus ik bleef altijd staan als ik dat pak aan had. Ik had het ervoor over om te blijven staan, zelfs op die plateauzolen.

Heb je nu dan misschien een vuurrood pak dat daarop lijkt?
Nee, ik heb niets wat lijkt op dat rode broekpak uit de jaren 60. Ik ben iemand die het heel leuk vindt om met de mode mee te gaan en die daar ook gevoelig voor is.

Is er een fashion item waarvan je nog steeds spijt hebt dat je het niet hebt gekocht?
Ja, een ring met een prachtige aquamarijn. Ik was samen met mijn zus op terugreis na een bezoek aan mijn dochter die voor een hotel werkte op de Malediven. Op de luchthaven Malé zag ik in een winkel die ring. Zo mooi, zo prachtig. Ik was helemaal weg van die ring. Maar ik durfde die ring gewoon niet te kopen. Ik heb geen verstand van edelstenen en ik had niemand bij me die kon zeggen of het een echte edelsteen was of niet. Dus ik heb het niet gekocht. Daar heb ik nog steeds spijt van als haren op mijn hoofd.

Waarom heb je er zo’n spijt van dat je die ring niet hebt gekocht?
Ik vond hem gewoonweg ontzettend mooi, zo’n witgouden ring met een prachtige blauwe rechthoekige edelsteen. Het is heel speciaal om zoiets prachtigs te dragen, vooral als het een herinnering is. Ik hou gewoon van mooie spullen en ik denk dat dat nooit overgaat. Of het nu kleding is, juwelen of schilderijen, als iets goed is dan zie je dat ook op de één of andere manier. Je krijgt oog voor dat soort dingen.

Unforgettable Fashion Item

Tijdens een POM Magazine redactieoverleg werd gevraagd: “Heb je ooit ergens een fashion item wèl gezien maar niet gekocht? En heb je tot op de dag van vandaag spijt dat je het toen niet hebt gekocht?” Sommige redacteuren reageerden met een verbaasd: “Nee hoor.” Anderen vertelden vol vuur over dat lingeriesetje, over een jurk en over een jas. Spijt en verlangen gierden door de ruimte. Een prachtig onderwerp voor een serie artikelen was geboren, en we gingen op zoek naar mensen die daarover willen vertellen. Hier is het eerste artikel uit de serie Unforgettable Fashion Item waarin POM Magazine’s Anke Verbeek luistert naar het verhaal van Margriet.

door Anke Verbeek

Margriet, waar zag jij het kledingstuk waarvan je nog steeds spijt hebt dat je het niet hebt gekocht?
Toen ik op de middelbare school zat, ging ik geregeld met een vriendin naar Parijs. Op mijn middelbare school waren allerlei groepjes, ik spreek nu over de jaren 80. Je had de punkers, de kakkers en de alto’s. Mijn vriendin en ik hoorden bij de alto’s. Wij liepen op school in werkmansbroeken, hele lange overhemden en rare hoedjes. Alles in bepaalde kleuren: paars, flets rood en veel zwart.

Alto? Wat was dat voor een stijl?
Die werkmansbroeken waren meestal roze en van een bepaald soort katoen gemaakt met grote zakken aan de zijkant. De pijpen eindigden vaak in een pof. Over die broeken droegen we een lang overhemd, op ons hoofd een keppeltje of hoedje, en we liepen op Birkenstock laarzen. Het was allemaal wijd, groot en een beetje slordig. Er waren winkels die uitblonken in het bijeenzoeken en verkopen van dat soort kleding. Het was gek genoeg geen tweedehands kleding, maar nieuwe kleding. In die stijl liepen wij door Parijs. We vonden onszelf heel alternatief en van de wereld. Tijdens één van die trips zagen we in een arty, punky tweedehandsboetiek, een rek met matrozen jasjes.

Wat waren dat voor jasjes?
Het waren witte jasjes met blauwe elementen en ik denk dat ze origineel waren. Daar vielen we als een blok voor. We zagen onszelf daar al helemaal in lopen. We hadden natuurlijk niet veel geld en dachten dat het wel zou meevallen met de prijs want het was een zaak met tweedehands goed. Maar toen we wilden afrekenen bleken het peperdure jasjes te zijn. We moesten ze weer terughangen en er nog even over nadenken. Dat vonden we heel erg jammer. Het gaf ons ook een gevoel van schaamte, want wij hadden ons met die jasjes voor de spiegel ontzettend staan aanstellen.

Waarom was dat een grote teleurstelling voor jullie?
Soms trek je een kledingstuk aan waarin je je sterk, groot en theatraal voelt. Dat hadden we ook met die jasjes en we moesten dat weer terughangen: onze voorstelling van hoe wij de rest van de tijd door Parijs zouden lopen. We hebben nog gekeken of we niet op één of andere manier het geld bij elkaar konden krijgen, maar dat was voor ons eigenlijk onmogelijk.

Stel dat op dit moment jouw matrozenjasje daar in Paris nog steeds zou hangen en je hebt voldoende geld. Zou je dan teruggaan om het alsnog te kopen?
Die matrozenjas is in mijn hoofd blijven zitten. Op een gegeven moment zag ik hier in Groningen, in een tweedehandszaak een heel mooi groen uniformjasje. Volgens mij was het van iemand geweest die in een blaaskapel had gespeeld. Het deed me denken aan het jasje in Parijs, dat zaadje was daar geplant. In de loop der jaren heb ik meer van dat soort kledingstukken gekocht en gedragen. Het matrozenjasje heb ik destijds niet gekocht. Maar met dat groene uniformjasje heb ik het uiteindelijk op een andere manier, wel gevonden.

Een matrozenjasje en een blaaskapeljasje, is dat jouw smaak?
Dat is wel mijn smaak. Ik heb vroeger veel aan straattheater gedaan en als kind hield ik ook van verkleden. Mijn moeder had een ton vol verkleedspullen: cocktailjurken en mantelpakjes uit de jaren 60, rare pyjama’s, van alles. Ik ben nog steeds een alles-bij-elkaar-raper, maar iemand heeft eens tegen mij gezegd: “Eigenlijk kleed jij je best raar en toch heeft het iets heel moois.” Als ik in een kledingwinkel ben en iets aantrek wat niet helemaal bij me past dan denk ik: zó kan ik óók zijn.

Ben jij dan iemand die veel eyecatchers koopt?
Ik kocht veel eyecatchers en die heb ik nog steeds in mijn kast hangen. Voor mijn afstuderen aan de kunstacademie heb ik een prachtige, gekke, lange rok gekocht. Het is een monumentaal kledingstuk en ik kon er eigenlijk alleen in staan. Zitten ging niet want dan sprong steeds een knoop los. Je kan er ook niet in lopen want hij bestaat uit twee stukken en als het waait, ziet het er niet uit. Ik heb die rok nog steeds. Soms show ik hem aan iemand, maar ik heb ‘m nooit meer gedragen. Hij hangt in de kast, het is een eyecatcher maar een volstrekt onpraktisch ding.

Jij bent ook animator. Ben je voor je animaties veel bezig met de outfits van de personages?
Het gekke is dat ik in mijn animatiewerk meestal schaars geklede of blote figuren teken. Ik heb wel veel gewerkt met een alter ego, Isadora Anderwereld. Zij droeg een vliegeniershoed met flappen en had een kledingstijl uit het interbellum van de vorige eeuw. Het verhaal van Isadora Anderwereld is dat ze een reisagent ontmoet die vanaf dat moment voor haar, avontuurlijke reizen op maat maakt. Isadora heeft de air van een rijke wereldreiziger. Het is iemand die ruimte inneemt, haar ding doet en alles aangaat.

Heb je kledingstukken in je kast die je wèl hebt bemachtigd en nooit weg zult doen?
Ik heb twee kledingstukken waar ik dierbare herinneringen aan heb en die ik nooit zou weggooien. Eén daarvan is een jas die destijds heel flamboyant was. Mijn vader en ik liepen in de stad en daar zagen we in een modezaak, die jas. Het was voor mij een droomjas met grote gekleurde vlakken, een prachtige kraag en gevoerd met groen nepbont. Mijn vader zag die jas en zei: “Hé, dat is een jas voor jou.” Op dat moment realiseerde ik me dat mijn vader mij zag zoals ik echt ben, want hij had liever gezien dat ik keurig economie of iets dergelijks was gaan studeren. Hij heeft die jas toen voor me gekocht en ik heb hem nog steeds.

Wat was het tweede kledingstuk?
Een gifgroene baljurk met een laag uitgesneden rug van Mac & Maggie. In de jaren 80 was dat een hippe winkelketen. De achterkant was geplooid met een enorme strik. Er kleven enorm veel verhalen aan die jurk. Weet je, het bijzondere van deze oude kledingstukken zit ‘m ook in het verhaal, want als ik nu naar die jas kijk vind ik die lappen toch wel flets, en die bontvoering…dat is nu heel gewoon. Alle meisjes dragen dat tegenwoordig. Die kledingstukken horen bij een bepaalde tijd en alleen in mijn herinnering zijn ze iconisch.

Saskia Diez- Devine Design

Volgens de Duitse sieradenontwerper, Saskia Diez zijn sieraden altijd een geschenk, ongeacht of je ze cadeau krijgt of dat je ze voor jezelf koopt. Saskia’s ontwerpen zijn toegankelijk, speels, artistiek, progressief en androgeen.“Zoals volgens mij moderne mensen zijn”, legt ze uit in een interview met Anke Verbeek.

door Anke Verbeek

Ik vind het fascinerend dat de sieraden die je ontwerpt minimalistisch zijn en tegelijkertijd zichtbaar en aanwezig.
Mijn ontwerpen zijn zeer aanwezig zonder te schreeuwen. Het maakt niet uit hoe groot een ontwerp is. Zelfs een klein sieraad kan je fysieke houding veranderen. Het creëert een mooi moment van zelfbewustzijn wanneer je een sieraad uitkiest om die dag te dragen. Het maakt niet uit welke kleding je draagt, met sieraden kun je je look veranderen naar glamour, avant-garde of chic.

Een sieraad kan een geschenk zijn van een familielid, het kan een statussymbool zijn, het kan je zelfvertrouwen geven. Wat vind je van deze sociale aspecten van sieraden?
Ik ben niet geïnteresseerd in sieraden als statussymbool. Mensen kopen mijn ontwerpen niet vanwege status. Daarvoor zijn ze qua prijs veel te toegankelijk. Mensen die status belangrijk vinden, kiezen de grote merken. Ik beschouw een sieraad eerder als een containertje dat situaties, gebeurtenissen, verhalen, stemmingen en liefde bewaart. Dit sociale aspect is een belangrijke eigenschap van sieraden. Ik heb nog nooit mensen ontmoet die me niet konden vertellen van wie, wanneer en waarom ze een sieraad hebben gekregen.

Op jouw website lees ik dat je ontwerpt voor een vrouw als jijzelf. Wat voor iemand ben jij?
Wat ik daarmee wil zeggen is dat ik ontwerp voor iemand die dezelfde waarden en dezelfde opvattingen heeft over hoe je juwelen moet dragen. Toen ik begon in de juwelen business bestonden er slechts een paar categorieën. Je had dure juwelen die mensen kochten als statussymbool. Verder had je juwelen die artistiek waren en lastig te dragen. Dat waren eerder objecten dan juwelen. En natuurlijk had je de sieraden die special ontworpen werden voor een klant. Ik was in geen van allen geïnteresseerd. Ik wilde sieraden ontwerpen die maken dat je je sterker voelt, trotser en bewuster. Ik ben als goudsmid begonnen bij een bedrijf dat dure juwelen van hoge kwaliteit maakte. Geen van de stukken die ik daar had gemaakt, wilde ik zelf dragen. Ze waren allemaal uniek, heel artistiek en extravagant. Als ik zoiets zou dragen zou ik helemaal verdwijnen. Ik wilde juist iets dragen dat me zou benadrukken in plaats van laten verdwijnen.

Hoe ziet jouw creatieproces eruit? Waar begin je?
Ik maak schetsen om de ideeën die ik in mijn hoofd heb op papier te krijgen. Dan begin ik snel mock-ups te maken om te kijken hoe iets valt op de huid, hoe het beweegt, of de lengte goed is. Voor de mock-ups gebruik ik goedkope materialen. Dan moet je denken aan papier, deeg, kralen, garen of aluminiumfolie. Als ik met kostbare materialen zou werken, zou ik me niet vrij voelen om van alles uit te proberen. Ik wil het namelijk goed doen en wil geen materiaal verspillen. Wanneer ik met de mock-ups aan de gang ben, sta ik open voor alles. Maar geleidelijk aan laat ik dingen weg totdat ik het gevoel heb, dat het idee waaraan ik wilde werken, duidelijk zichtbaar is.

Waar vind je de inspiratie die jouw creatieve proces in gang zet?
Ik heb een startpunt nodig. Dat kan van alles zijn: een idee, een lied, een film of een vriend. Het kan een bepaald gevoel zijn dat ik wil overbrengen aan de dragers van mijn sieraden, zoals geluk of geborgenheid.

Hoe beïnvloeden gevoelens jouw ontwerpen?
Toen het ernaar uitzag dat de Covid-pandemie op zijn einde was, begon ik aan een serie gebaseerd op het gevoel: Ok, laten we gaan feesten! De sieraden doen je denken aan het gevoel dat je hebt als je ’s nachts uitgaat om te feesten, iets wat we al een tijdje niet meer hadden gedaan. Ze schitteren en hebben een donkere gunmetal kleur. Eén van onze best verkochte ontwerpen is trouwens geïnspireerd op een meubelstuk, een fauteuil met een massieve rugleuning. Ik zag die massieve stoel en wilde sieraden ontwerpen gebaseerd op het gevoel dat het in mij opriep. Toen we deze serie lanceerden, aarzelden klanten een beetje. Het duurde een paar seizoenen voordat klanten deze collectie begonnen te kopen. Het is een collectie die nog steeds erg goed verkoopt.

Als het op vakmanschap aankomt, werk je dan graag met je handen?
O jazeker, want je verstand en je verbeelding kunnen je bedriegen. Ik kan het meest fantastische idee hebben dat ik wil vertalen in een sieraad. Maar dan begin ik met mijn handen te werken en op een gegeven moment denk ik: bah, het is eigenlijk helemaal niet zo’n fantastisch idee! Maar het één leidt tot het ander, een fout in het ontwerp of iets dat fout is gegaan tijdens het maken. Dat leidt dan tot het finale ontwerp. Toen ik aan een serie werkte waarin leer werd gebruikt, had ik zo’n beeld van mooie weefpatronen in mijn hoofd. Het werd allemaal erg ingewikkeld en de ontwerpen leken niet echt in verbinding te staat met je lichaam. Ik raakte gefrustreerd en dacht: als ik nou eens dit of dat erbij doe. Maar het werd alleen maar nog ingewikkelder. Toen besloot ik franjes te knippen in een stuk leer en ineens was daar de definitieve versie! Het had niets meer nodig. Het was een heel lang en gecompliceerd proces dat resulteerde in een heel eenvoudig ontwerp.

Welk materiaal spreekt je het meeste aan?
Ik hou uiteraard van goud en zilver. Voor grote of massieve sieraadstukken gebruik ik verguld materiaal. Het heeft geen zin om een groot of massief sieraad in goud te maken als het betekent dat de koper daarvoor veel geld moet uitgeven en maar weinig mensen het sieraad kunnen kopen. Maar voor kleinere of verfijnde stukken gebruik ik wel goud. Momenteel ben ik helemaal verliefd op zilver. Zilver is het witste metaal dat er is, omdat zilver het grootste spectrum aan licht reflecteert. Ik hou van stenen, parels en kralen, maar ik werk niet veel met edelstenen. Het liefst werk ik met halfedelstenen.

Hoe vind je deze materialen?
Ik werk met leveranciers die goud en zilver leveren. We werken voornamelijk met gerecycled metaal. Voor stenen ga ik naar dealers waarmee ik al heel lang werk en die ik vertrouw. We bewerken ook oude sieraden. Veel mensen hebben ringen, kettingen of oorbellen die ze van familieleden hebben geërfd. Vaak worden deze stukken niet gedragen. Ze zijn ouderwets, uit de mode of passen niet bij de smaak van de eigenaar. In deze sieraden zitten vaak stenen van een kwaliteit en grootte die je tegenwoordig niet meer tegenkomt. Ze kwamen uit een bepaalde mijn en op een gegeven moment is die mijn uitgeput. Ik vind het heerlijk om stenen uit deze oude sieraden te halen en ze samen met het metaal om te turnen naar een moderne ontwerp. Zo krijg je een uniek sieraad dat je nergens anders vindt en zijn emotionele waarde voor de drager behoudt, ook al is het een nieuw ontwerp. Ik vind het erg leuk om dit soort unieke stukken te maken.

Website Saskia Diez

Materiaaltransformatie: van klein tot groot

De vrije kunst van textielontwerper Michelle Schmit valt op. Het is beeldende kunst om in een ruimte te hangen. Anke Verbeek bezocht Michelle thuis waar ze ook haar atelier heeft. Het werd een wederzijds gesprek vol inspiratie en observaties. Op de vraag of ze zichzelf ziet als beeldend kunstenaar of als ontwerper, antwoordt Michelle Schmit: allebei. Maar het liefst noemt ze zichzelf maker, want het één sluit het ander niet uit.

door Anke Verbeek

Je hebt jarenlang een eigen studio gehad waar je ontwierp voor mode en interieur. Daar ben je op een gegeven moment mee gestopt en je bent vrije werk gaan maken. Wat is het verschil tussen jouw textielontwerpen en je vrije kunst?
Toegepaste kunst heeft eisen, beperkingen en tijdslimieten. Vrije kunst heeft veel meer ruimte. Soms heeft het alle ruimte, wat ook weer moeilijk kan zijn. Vrije kunst betekent voor mij uniek werk en dat is een groot verschil met toegepaste kunst, wat in principe in grote hoeveelheden wordt geproduceerd.

De natuur is een belangrijke inspiratiebron voor je. Wat vind je intrigerend aan de natuur?
In de natuur vind ik een oorspronkelijk beeld dat niet door mensen is gemaakt. De natuur geeft me energie en ideeën voor mijn werk. We zijn laatst naar zoutmijnen in Frankrijk geweest. Daar zag ik dwarsdoorsneden van zoutplakken. En in Spanje hebben we een stuk cactus gevonden dat uit allerlei lagen bestaat. Het is allemaal inspiratie voor mijn werk. Iets wat ik langs de zee vind. Of vrienden zijn ergens geweest en brengen iets van een kapokboom voor me mee. Van een klant die een werk heeft aangekocht heb ik een kluwen algen gekregen. Er worden hier voortdurend dingen naar binnen gesleept en dat laat ik op me inwerken.

Als je een werk maakt, wat vind je dan belangrijk?
Materiaaltransformatie vind ik heel interessant. Het is fascinerend dat de wol die ik gebruik ooit op een dier zat en dat ik nu die geschoren wol gebruik voor mijn werken. Ik haal materiaal uit elkaar en vanuit kleine stukjes ga ik het werk opbouwen. In het eindwerk ziet het materiaal er heel anders uit dan toen ik eraan begon. In al mijn werken ben ik steeds met kleine dingen iets groots aan het bouwen.

Als je vrij werk maakt, waar begin je dan?
Dat verschilt per werk. Fragile Landscapes bijvoorbeeld is een groot werk waarmee ik gestart ben na een wandeling in de duinen. Ik had foto’s gemaakt tijdens de wandeling, maar toen ik terugkwam zat mijn hoofd zo vol met ideeën en kleuren dat ik niet meer naar die foto’s heb gekeken. Ik ben aan de slag gegaan. Ik maak altijd stapels schetsen met het materiaal waarmee ik werk en van daaruit ga ik groter werken. Soms weet ik meteen wat ik wil maken. Soms moet ik uitproberen en testen. Het is een proeffase waarin ik uitzoek hoe het werk zou moeten worden. Zodra ik dat weet, ga ik het echte werk maken, de eindversie zeg maar. Dat is een belangrijke beslissing, heel spannend.

Laat je je werk door anderen uitvoeren, of doe je dat altijd zelf?
Om het samen met anderen te doen zou ik niet erg vinden. Maar voor nu vind ik het heel fijn om die verschillende processen zelf te doen: eerst dat broeien, dan het maken van de schetsen en dan het werk maken. Het is tijdrovend, niet alle stadia gaan vloeiend, het kan best wel een jaar duren. Maar ik krijg er ook heel veel nieuwe ideeën van.

Wat voor materiaal gebruik je voor je werk?
Op dit moment werk ik heel graag met wol: onbewerkte wol van schapen, alpaca’s of yak. Ik vind het mooi om de verschillen in kleur en structuur van dat onbewerkte materiaal te zien. Soms voel je aan de wol dat het van een oud dier is geweest omdat het futloos is en niet de veerkracht heeft van de wol van een jonger dier. Ik heb heel lang met papier gewerkt, want ik heb een enorme liefde voor papier. Maar ik maak ook werk dat bestaat uit draden van alg en van zijde.

Als je materiaal aan het onderzoeken bent, krijg je dan associaties die je gebruikt voor de eindversie?
Associaties hebben te maken met dingen die je herkent en ik wil iets maken wat ik nooit eerder heb gezien. De combinatie van verschillende materialen en technieken levert soms een interessant resultaat op en soms niet. Het blijft een zoektocht naar nieuwe verrassende vormen en combinaties.

Wat triggert je om tot een werk te komen?
Het zijn vaak dingen die gebeuren waarvoor ik een uiting zoek en zich vertalen in een werk. De aanleiding voor het werk Embrace is de oorlog in de Oekraïne. Ik wilde iets maken, iets moois, een omhelzing, en daar is dat werk uit voortgekomen. Bij het werk Widest Time, was het startpunt een oud gedicht van een Chinese dichter. In zijn gedicht vertelt hij dat we allemaal vinden dat we in een unieke tijd leven, maar dat iedereen dat vindt, al generaties lang. Dus laten we het een beetje ruimer zien. Daaruit ontstond het werk Widest Time. Kunst mag van mij ‘schuren’ en dat geldt ook voor mijn eigen werk. Het doet iets met je en dat hoeft niet perse mooi te zijn. Een andere keer vind ik dat het iets heel anders teweeg moet brengen, een bepaalde sereniteit bijvoorbeeld.

Waar zie je jouw werk het liefst? In het museum of op de catwalk?
Dat zou allebei kunnen. Ik zou het bijvoorbeeld heel leuk vinden om voor modeontwerper Dries van Noten stof of materiaal te ontwerpen. Op dit moment maak ik vrij werk dat niet is gericht op commerciële merken of op textielontwerp. Maar in de toekomst zou dat zeker mogelijk zijn.

Het werk van Michelle Schmit is te zien van 9 t/m 26 november, 2023 in KV02, Korte Vijverberg 2, Den Haag.

Wat is het toch met verdriet? Rosita Segers speelt het antwoord.

Verdriet intrigeert actrice Rosita Segers. In de serie ‘Zuipkeet’ speelt ze de Limburgse Sanne die probeert om te gaan met het verdriet van de verdwijning van een vriend. Verdriet staat ook centraal in ‘Spread The Sadness’, een toneelstuk door haar geschreven en geproduceerd. In een interview met Anke Verbeek vertelt Rosita over deze bijzonder fascinatie.

door Anke Verbeek

Waar gaat de serie Zuipkeet over?
Zuipkeet is een tiendelige web-serie op YouTube van Toneelgroep Maastricht, Pupkin en BNNVARA. Het gaat over een vriendengroep uit Venray. Vijf jaar geleden is één van de vrienden uit die groep, Heise, verdwenen. Na vijf jaar wordt hij officieel doodverklaard en wordt er voor hem een kerkdienst gehouden in Venray. Mijn personage heet Sanne. Zij is na Heise’s verdwijning naar Utrecht verhuisd en is daar naar de filmacademie gegaan. Sanne besluit om een film te maken over haar vrienden en over de verdwijning. Ze wil proberen erachter te komen wat er toen precies is gebeurd.

Wat vind je van je personage Sanne?
Sanne is heel creatief en een doorzetter. Als iemand nee tegen haar zegt, dan gaat ze daar niet zomaar mee akkoord. Dat bewonder ik. Aan de andere kant, ze vindt het moeilijk als er op het moment suprême meer bij komt kijken dan alleen haar journalistenkant.

Jij bent ook creatief. Je komt uit de buurt van Venray. In hoeverre vind je dat je op Sanne lijkt?
Toen ik het treatment (red- beschrijving van de inhoud en verloop van een film) las vond ik het wel toevallig. Een meisje uit Limburg dat vertrekt naar Utrecht om een creatieve opleiding te doen, net als ik. Ze gaat, net als ik, af en toe nog terug naar Limburg. Als ik iets graag wil of iets erg vind, heb ik ook een sterke mening. De kanten van Sanne in mij, probeerde ik te vertalen naar de Sanne die ik speel.

Hadden jullie vroeger met vrienden ook een zuipkeet?
We hadden een schuur waar we vaak waren om te drinken en feestjes te organiseren (lacht).

Wat voor manier van acteren gebruikte je om Sanne te vertolken.
Veel is tot stand gekomen met improvisatie. Dat was ook het concept van de serie. De dialogen waren niet uitgeschreven. Tijdens het draaien kwam ik erachter dat er geen tijd was om steeds vijf minuten te improviseren. Mijn personage vindt van alles, over van alles. Dat is informatie die ik niet mag vergeten te zeggen.

Hoe verlopen de opnames als het concept leunt op de improvisatie van de acteurs?
Tijdens het draaien was het best wel hectisch. We deden een technische doorloop, met camera, licht, geluid, en daarna ging ik improviseren. Terwijl ik met de regisseur mijn geïmproviseerde tekst besprak, bouwde de crew de set op en bepaalde de shots. Daarna draaiden we gelijk de scene. Voor sommige scenes schreef de regisseur de avond daarvoor nog een dialoog of monoloog uit. Bij elke scene was het opnieuw uitzoeken: gaan we dit helemaal improviseren of gaan we toch de tekst vastleggen.

Deed je zelf het camerawerk als Sanne?
Vaak begin ik met filmen en op een gegeven moment neemt de cameraman het over. Dat was een choreografie die we telkens moesten uitzoeken en uitproberen. In de serie hoor ik wanneer ikzelf film. Je doet de handeling zelf en dan ga je anders praten, vanwege een andere concentratie. Op het moment dat de cameraman filmde moest ik mijn stem laten klinken alsof ikzelf aan het filmen was.

Je hebt een theaterstuk geschreven en geproduceerd, Spread The Sadness. Hoe is dat stuk tot stand gekomen?
Spread The Sadness is een productie van Non Creators Company, een collectief van Max Laros en mijzelf. Max en ik werkten graag samen tijdens onze opleiding. We besloten om na ons afstuderen een voorstelling te maken over verdriet. Wij vinden het allebei moeilijk om te huilen. In onze directe omgeving zien we dat het niet makkelijk is om te zeggen dat je verdrietig bent. We zien dat de mediawereld van verdriet een verdienmodel heeft gemaakt. Vloggers posten filmpjes met de mededeling dat ze heel erg moesten huilen. Een programma als ‘All you need is love’ is op huilen gebouwd. Huilen is goed voor de kijkcijfers. Maar het zijn oprechte tranen en het is goed om als kijker mee te kunnen huilen, om zo je emoties te kunnen uiten. We hebben daarover een voorstelling gemaakt.

Waarom heb je een fascinatie voor verdriet?
Ik vond het zwak als mensen snel huilen. Je huilt niet zomaar. Je huilt met een belangrijke reden. Ik begin wel in te zien dat mensen kunnen huilen omdat ze zich even niet zo fijn voelen. Dat moet er dan gewoon uit. Tijdens de voorstelling hebben we geprobeerd om vanuit verdriet te huilen en puur fysiek te huilen. Fysiek huilen lukt me niet. Ik moet in een verdrietige- of emotionele gemoedstoestand zijn, wil ik kunnen huilen.

Hoe laten jullie dit allemaal in de voorstelling voorbijkomen?
Op een associatieve manier, we leggen niks uit. Het gaat om beelden, voelen en ervaringen. Het publiek mag er zelf iets van maken. Ik ben ook heel benieuwd hoe iedereen na de voorstelling de zaal uitloopt en wat ze hebben meegemaakt.

Dat is een hele andere vorm dan bij Zuipkeet?
Zuipkeet is een verhaal met een begin, midden en eind, vol karakters die hetzelfde blijven. Het zit logisch en realistisch in elkaar. Spread The Sadness, is een collage. Max en ik spelen niet één rol. We staan er als basis, als Max en Rosita. Maar we worden ook alterego’s en spelen diverse karakters. Het is een montage van puzzelstukjes die elk verschillend zijn vormgegeven en verweven zijn tot een geheel.

Hoe is de interactie met het publiek in Spread The Sadness?
Het publiek maakt een voorstelling iedere keer anders. Als je als speler een lachje of kuchje hoort, ben je je daarvan bewust en kan het invloed hebben op het tempo van scenes. In sommige scenes spelen we op het publiek en nemen we de mensen mee. De manier waarop ze naar mij kijken neem ik mee in het spelen, in de manier waarop ik mijn tekst zeg of een toon zing. In Spread The Sadness gaat het om de moed van de acteurs en het publiek om zich open te stellen en geraakt te worden.

Spread The Sadness van Non Creators Company is te zien in Utrecht, Amsterdam en Den Haag.
Zuipkeet is te zien op het YouTube kanaal van NPO3.

Fotografie: Merel Oenema

DJ Coco Maria

DJ Coco Maria is geboren en getogen in Mexico, maar ze woont en werkt in Amsterdam. Vanuit de Nederlandse hoofdstad doet ze de uitzendingen van haar radioshow: Breakfast Club Coco. Haar radioshow trekt wereldwijd luisteraars. Anke Verbeek interviewde deze sprankelende DJ en zij sprak met Coco Maria over live radio, festivals en bubbels.

Door Anke Verbeek

Je hebt je eigen radioshow op World Wide FM en je doet DJ gigs op internationale festivals. Welke muziek draai je in de radioshow en op festivals?
Ik draai veel Latin, South American, Soul en Jazz. Soms wijk ik af van dit muzikale pad en draai ik bijvoorbeeld Franse of Japanse muziek. Dan mix ik verschillende muzikale stijlen. Zolang je er maar op kunt dansen en het zomers aanvoelt. Ik vind het geweldig als mensen de muziek die ik draai leuk vinden. De muziek raakt dan niet alleen mij, dat vind ik prachtig. Wanneer ik draai tijdens de show of op een festival, zie ik een denkbeeldige bubbel. Iedereen die geïnteresseerd is in mijn muziek betreedt mijn bubbel om samen de muzikale vibe te voelen en te beleven. Dat vind ik fantastisch.

Er luisteren wereldwijd mensen naar Breakfast Club Coco. Hoe kunnen de luisteraars de vibe van deze wereldwijde bubbel met jou delen?
De show heeft een chat en tijdens de uitzending sturen luisteraars chats naar de show. De show is altijd live en de luisteraars reageren live op wat ik doe in de uitzending. Soms draai ik een verzoeknummer als het beter in de uitzending past dan het nummer dat ik in gedachte had. Breakfast Club Coco is een ochtendprogramma dus ik begin de uitzending met rustige, zonnige muziek en ik eindig altijd met vrolijke, energieke nummers.

Je bent geen doorsnee DJ die hits draait. Je draait vaak muziek waar ik nog nooit van heb gehoord. Waar vind je die muziek?
Zoeken naar muziek hoort bij de job. Vroeger draaide ik alleen vinyl en was vaak in platenzaken te vinden. Ik draaide wat ik daar allemaal vond. Maar tijdens de Covid lock-down waren de platenzaken gesloten en ben ik op internetsites als Bandcamp gaan zoeken. Verder krijg ik promo’s van artiesten en ruil ik muziek met bevriende DJs. Mijn vriend is ook DJ en samen hebben we veel platen. Maar niet idioot veel hoor want als ik platen niet meer leuk vind verkoop ik ze of geef ze weg aan vrienden. Als het op mijn collectie aankomt, gaat kwaliteit voor kwantiteit. Ik vind het een fijn idee dat ik alleen maar platen heb die ik leuk vind.

Wie inspireert jou?
Ik heb vrienden die me inspireren met hun authentieke kijk op muziek. Je kunt je makkelijk verliezen in zaken die niets met muziek te maken hebben zoals imago en veel netwerken. Deze mensen wijzen me erop dat het om de muziek gaat. Iemand als DJ Gilles Peterson vind ik inspirerend. Hij is oprichter van World Wide FM en organisator van festivals. Ik vind het heerlijk om op deze festivals te draaien. Verder ben ik op het moment helemaal weg van DJ Sheila B. Zij heeft een wekelijkse show op WFMU, een radiostation in New Jersey. Sheila is twee jaar geleden gestopt met social media en is begonnen met een nieuwsbrief vol interessante informatie en links. In haar uitzendingen draait ze Indie, Rock en Punk, gemaakt door vrouwen of uitgevoerd door vrouwen. Sheila’s radioshow draait niet om haar maar om de muziek. Daar hou ik van.

Is draaien voor Breakfast Club Coco anders dan draaien op festivals?
De druk om mensen aan het dansen te krijgen, is er niet tijdens de radio-uitzendingen. Er is ruimte om een nummer te introduceren en ik kan in de radioshow meer verschillende muzikale paden bewandelen dan op een festival. Dat maakt het persoonlijker.

Je draait op heel veel festivals. Wat zijn volgens jou dé ingrediënten voor een geslaagde party?
De basiszaken moeten op orde zijn: de belichting, het geluid, de ruimte en het aantal mensen in die ruimte. Als er te weinig mensen zijn op een feest wordt het lastig, maar te veel mensen is ook niet goed. De beste parties zijn de feestjes waar mensen helemaal opgaan in de muziek. Ze dansen en gaan er helemaal voor. Ze zijn vol verwachting van wat er gaat komen. Ik raak ze met mijn muziek, zij antwoorden met dansen, juichen en klappen. Op een geslaagd feestje valt het me altijd op dat mensen zich geleidelijk steeds minder op mij richten. Ik vind het niet leuk om te draaien achter een draaitafel die op een podium staat. Mensen focussen zich op hun eigen ding als ik op gelijke hoogte sta als de menigte. De beste draaitafel staat op Wakana Reunion, dat is een festival in Spanje. Het festival is in een bos en de draaitafel staat op de grond, in een soort driehoek, helemaal omgeven door mensen. De interactie met de mensen is prachtig.

Wat is volgens jou het verschil tussen lokale FM radio en World Wide FM?
De meeste FM-stations gaan niet zo diep. World Wide FM gaat diep met hun muziek en het heeft een fijne community. De DJs zijn serieuze muziekverzamelaars, ze kennen hun vak en ze zijn afkomstig uit de hele wereld. World Wide FM is geen commercieel radiostation dus we zijn vrij om te draaien wat we willen. Muziekfanaten vinden altijd iets nieuws op dit radiostation.

Zijn jouw radio-uitzendingen altijd live? Of is het press & play?
De uitzendingen zijn altijd live. Als ik de show niet kan doen vervangt iemand mij, dus het is altijd live. Maar ik maak wel vooraf een selectie en aantekeningen als ik iets specifieks wil vertellen over een plaat. Ik heb wel eens een uitzending gedaan zonder me voor te bereiden. Wat een chaos. Ik kon de platen niet vinden en was alleen maar bezig met zoeken in plaats van relaxen en go-with-the-flow.

Je vindt het volgens mij fijn als de uitzendingen live zijn. Waarom?
Bij een live uitzending voel ik me echt een gastvrouw. Ik verwelkom de luisteraars, lees hun chats die ik meteen in de uitzending beantwoord. Ik merk aan de chats dat mensen naar de show luisteren omdat het live is. Niet alleen vanwege de muziek, maar ook voor de interactie, de warmte en het gevoel bijeen te komen en deel uit te maken van een gemeenschap. Tijdens de Covid lock-down, werd dat meer dan ooit gewaardeerd. Luisteraars willen graag dat de uitzendingen live zijn, ze willen interactie.

Foto: © Coco Maria

Utrecht- hotelvakantie in eigen stad

Wanneer wordt een hotelovernachting nou zo’n mooie beleving dat het verblijf zelf een ware vakantie is? POM Magazine redactieleden gingen op zoek naar het antwoord met de volgende opdracht: vind een hotel in je eigen stad, boek een kamer voor één nacht, check zo vroeg mogelijk in en zo laat mogelijk uit. Verlaat in de tussentijds het hotel niet en kijk hoelang het duurt voordat je je gaat vervelen. In deze serie namen we in drie Nederlandse metropolen, een hotel onder de loep. Anke Verbeek vertelt in het tweede artikel van deze serie over haar hotelbeleving. Anke woont in Utrecht en samen met haar partner was ze te gast in Hotel BUNK Utrecht.

SLAPEN IN EEN KERK
Hotel BUNK Utrecht zit in een oude kerk midden in het centrum, maar de sfeer in BUNK is allesbehalve kerks. De stemming is luchtig en expressief. Overal in het gebouw vinden we op muren en deuren ludieke oneliners. Verder hangt BUNK vol popart kunstwerken met bijbehorende tekstbordjes waardoor het voelt alsof je een tentoonstelling bezoekt. BUNK zet de klassieke elementen van de kerk naar eigen hand. Het licht valt door de glas-in-lood ramen op de bonte inrichting en het kerkorgel hangt als pronkstuk in de eetzaal. De BUNK-ervaring is überhaupt erg instagrammable en lijkt de droom voor influencers en social media fanaten. De medewerkers zijn supervriendelijk en komen meteen naar je toe om je te helpen tijdens het inchecken en het bestellen in de bar en het restaurant. Er wordt rekening gehouden met Gen-Z gasten, je kunt bijvoorbeeld digitaal inchecken via een zelf-incheckbalie.

BUNK BIEDT SPEELSHEID EN HUMOR
De gasten worden aangemoedigd om een #BUNKetlist te maken, met dingen die je altijd al in een hotel hebt willen doen, zoals kamernummer bingo of een kussen-schreeuw sessie. Verder organiseert BUNK tentoonstellingen, lezingen, poëzieavonden, cabaret, lichtinstallaties, livemuziek, filmvertoningen en soms een expositie van een artist-in-residence. Mijn partner en ik kwamen speciaal voor een Jazz concert van de band Bob Roos, die optrad in het restaurant tijdens het diner. Het motto van het BUNK Restaurant is trouwens, “Voor ons menu vliegen we de hele wereld over”. Dat was niet gelogen, op het menu staan oneindig veel opties aan vlees-, vis-, en vegetarische gerechten uit diverse wereldkeukens. Elk gerecht heeft een eigen twist, met net een ander ingrediënt of andere manier van opdienen, maar alles blijft lekker toegankelijk. Alle gerechten hebben een vega of vegan versie. Speelsheid en grapjes vonden we ook op de menukaart zoals het gerecht: SEND LOVE TO KITCHEN -unlimited $ 0.00. Het koffie kopje is net zo ludiek. Wanneer je het kopje leeggedronken hebt, kun je op de bodem “hi pretty” lezen. De gasten wordt een tafel toegewezen: een chique versie van een lange picknicktafel waar we mochten plaatsnemen naast andere hotelgasten. Het is een concept waar ik fan van ben. Het geeft een huiselijke sfeer helemaal als de hotelkat zomaar gezellig bij je komt zitten. Alle tafels zaten vol. Door de inrichting, de kleuren, de kaarsjes en de Jazz act was de sfeer heel warm.

WAS ER EEN FATSOENLIJKE BAR?
Jazeker, met allerlei wijnen, bieren en cocktails. De bar kwam ‘s avonds tijdens het diner en concert helemaal tot leven. Op de derde verdieping is een mooie loungeplek op een balkon dat uitkijkt op het grandioze orgel. Hangend over de reling konden we bijna het hele hotel zien met zijn bezoekers en gasten. Wat ons opviel is dat het publiek zo’n beetje om de paar uur verandert. Toen we ‘s middags incheckten voerden Utrechtse flexwerkers de boventoon. Een paar uur later maakten ze plaats voor Europese reizigers. Aan onze linkerkant dineerden bijvoorbeeld twee Spaanse vriendinnen en rechts van ons een Engels gezelschap. De sfeer is levendig, casual-chique en gelukkig vol ontspanning en plezier, afgezien van het business etentje verderop in het restaurant.

HOE LANG DUURDE HET VOORDAT JULLIE JE GINGEN VERVELEN?
We checkten om drie uur ‘s middags in en hadden om acht uur het diner met Jazz concert gepland. In de tussentijd konden we het hotel ontdekken, drankjes drinken en een beetje loungen, maar dat was net niet genoeg om de tijd te vullen. Het hotel wordt in de middag vooral gebruikt door flexwerkers, waardoor je niet zo snel in een relaxte mood komt. We voelden ons bijna schuldig dat we niet aan het werk waren. Ik vond het jammer dat je niet naar een spa kon gaan, sporten of buiten terrassen. De kunsttentoonstelling hadden we snel bekeken en ons Jazz concert was meer voor de sfeer hoewel BUNK ook grote popconcerten organiseert, waarbij het restaurant verandert in een concertzaal. Het personeel vroeg aan ons wat we nog gingen bezoeken in Utrecht. BUNK lijkt meer gefocust op gasten die activiteiten plannen buiten het hotel. We hebben genoten van het kerkhotel met entertainment, zalig eten en een goede bar, maar er was net niet genoeg beleving voor een dagvakantie in eigen stad.

POM Magazine Instagram

Dimensie drift van Eva Kreuger

Een foto is voor beeldend kunstenaar Eva Kreuger het startpunt van een onderzoek naar dimensies. Zelfs een fysieke ruimte wordt door Eva stevig aangepakt en platgeslagen tot iets tweedimensionaals, voordat het ergens weer als een ruimtelijk object staat te schitteren. In een interview met Anke Verbeek vertelt Eva over haar werk, inspiratiebronnen en haar bijzondere creatieproces.

door Anke Verbeek

Je studio speelt een belangrijke rol in je werk. Wat is jouw relatie met je studio?
Een paar studio’s geleden huurde ik antikraak een atelier in een flatgebouw dat omringd was met kantoorpanden die op dat moment werden afgebroken. Er gebeurde veel in die omgeving. Aan de overkant van dat pand ging bijna dagelijks een kantoorgebouw plat. Hierdoor zag de omgeving er elke dag weer anders uit. Ik begon te werken met de ruimte zelf en met het 20 verdiepingen hoge kantoorpand dat halfleeg stond. Na dat gekke kantoorpand ben ik steeds weer verhuisd naar andere studio’s, op andere locaties. Daar begon ik ook weer te werken met alles wat elke nieuwe ruimte te bieden had.

Je werkt vanuit een archief. Hoe komt zo’n archief tot stand?
Ik verzamel vooral analoog materiaal dat ik op Marktplaats vind of in kringloopwinkels. Daar koop ik dan een doos met dia’s of analoge printjes waarmee ik aan de slag ga. Ik bewerk en kopieer ze met oude printers en oude kopieermachines. Ik zoek beelden die me aanspreken en daarmee voed ik het archief.

Wanneer spreekt een beeld jou aan?
Ik ga vooral op zoek naar beelden die niet een duidelijk onderwerp hebben zodat er veel ruimte is voor interpretatie. De laatste tijd staan er nooit meer mensen of gebouwen op, dat was in het begin wel zo. Het gaat nu meer om de materialiteit van de foto zelf. Ik zoek steeds vaker afbeeldingen van natuur en van structuren. Die afbeeldingen scan ik in en zoom daarna in op de pixels, op de print en op het grit van de print. De afbeelding zelf begint steeds minder belangrijk te worden en het materiaal van de foto zelf des te meer.

Vind je daarom analoge fotografie interessant, omdat het een andere materialiteit heeft?
Klopt en daarbij is online zoeken lastig. Om te zoeken in online databases moet je altijd een trefwoord invoeren. Ik vind het juist fijn om te zoeken in zo’n doos met zomaar wat spullen van iemand die je niet kent. Er kan echt van alles inzitten, het is elke keer een verrassing. Ik heb nu een grote doos gevonden vol dia’s die in kleine doosjes zitten. Af en toe pak ik gewoon zo’n doosje en dan scan ik een paar afbeeldingen in. Dat proces van verwondering vind ik heel belangrijk: het openmaken van een doosje en daarin beelden ontdekken. Die verwondering heb ik tot nu toe niet ervaren wanneer ik zoek naar een digitaal beeld of wanneer ik zoek in online archieven.

Je bewerkt en kopieert beelden, wat is zo bijzonder aan een kopie?
Een kopie zou in principe een waardeloos beeld moeten zijn, want het is niet het origineel. Maar als je printer een beetje kapot is of je kopieert hetzelfde beeld heel vaak, dan zitten er altijd foutjes in of kleurverschillen waardoor zo’n kopie op zichzelf weer een origineel wordt. Die relatie tussen het origineel en de kopie vind ik fascinerend. Daarbij brengt kopiëren je weer terug naar de materialiteit van fotografie. Door een hele stapel kopieën te maken van hetzelfde beeld krijg je weer een heleboel fysiek materiaal waarmee je kunt gaan werken.

Gaat het voor jou om wat er op de foto staat? Of gaat het eerder om het experimenteren met kopiëren?
Wanneer ik nieuw beeldmateriaal zoek voor een installatie let ik op structuur en kleur. Maar tijdens exposities zet ik vaak een printer in de expositieruimte. Ik fotografeer dan de installatie die daar geëxposeerd wordt of ik fotografeer de expositieruimte. Daarna ga ik ter plekke met die printer aan de slag en bewerk ik de afbeelding op de foto’s die ik net gemaakt heb. Op dat moment gaat het juist wèl weer om wat erop de foto staat, omdat het specifiek te maken heeft met die locatie.

Je maakt installaties waarin je kopieën van fotoafbeeldingen verwerkt tot een ruimtelijke werk. Waarom maak je installaties?
Ik werk nog steeds veel op mijn laptop en ik miste op een gegeven moment de ruimtelijkheid. Toen ben ik me gaan verdiepen in installaties. Het is fijn als er wat gebeurt in de ruimte en een driedimensionaal object stimuleert je om er omheen te lopen. Het object gaat op die manier een relatie aan met de toeschouwer.

Hoe transformeer jij een platte foto tot een ruimtelijk werk?
Ik begin altijd met het beeld, met de platte foto, daarmee ga ik aan de slag: bewerken, kopiëren, printen, uitknippen of nog een keer inzoomen. Dat levert weer materiaal op waarmee ik iets kan bouwen. Dat fotografeer ik dan weer. Het is een creatieproces dat heen en weer gaat tussen twee- en driedimensionaal werk. Het uiteindelijk resultaat, de laatste vorm, kan tweedimensionaal of driedimensionaal uitpakken. Zelfs een ruimtelijk object blijkt soms beter te werken als afbeelding op een foto. Dan exposeer ik de foto van de installatie, in plaats van de installatie zelf.

Is een werk voor jou dan ooit af?
Niet echt denk ik (lacht). Ik ben nu al sinds 2020 met het studioproject bezig. Dat blijft steeds nieuwe vormen aannemen. Dus ik kan redelijk lang met dezelfde werken doorgaan.

Waarom blijft het studioproject jou zo lang boeien?
Het atelier is er natuurlijk altijd en ik kan elke keer weer een nieuw aspect van de atelierruimte uitlichten. Werken met de ruimte zelf, is een belangrijk onderdeel van het creatieproces. Als ik ergens exposeer, gebruik ik ook de expositieruimte als onderdeel van het werk zelf. Iedere keer als ik de kans krijg om ergens te exposeren, neem ik iets mee van wat ik daar heb gezien of gedaan. De expositieruimte is dus niet de laatste stap in het hele proces, maar vaak ook de eerste stap voor een nieuw werk. Dat gebeurt allemaal op het moment dat ik mijn werk in een (andere) ruimte neerzet.

Welke thema’s vind je belangrijk voor jouw werk?
Het gaat om de relatie tussen de studio en de expositieruimte, de toeschouwer en het werk, het creatieproces en het tentoonstellen, de fotografie en het materiaal. Een ander thema is de samenwerking tijdens het creatieproces. Voor een expositie in Finland hing een tekst in de expositieruimte over stenen. Een aantal mensen die naar de opening kwamen hebben spontaan kleine steentjes meegenomen en in de expositie gelegd. Dat vond ik supertof. Ik ga misschien onderzoeken of je een installatie zo kan vormgeven dat mensen uit zichzelf iets gaan toevoegen aan een werk.

Welke experimenten ga je binnenkort uitvoeren?
Vanaf eind oktober 2023 is er een tentoonstelling in Haarlem, in het gebouw Nieuwe Vide waar ik mijn atelier heb. Daar is een expositieruimte op de begane grond en mijn atelier is op één van de verdiepingen. Het is een perfecte gelegenheid om dingen uit te proberen met de relatie: atelier-expositie. Verder ben ik in een grafisch atelier aan het experimenteren met een risoprinter, wat voor mij een nieuwe manier van werken is. En dan ben ik even niet in mijn atelier, maar in een andere ruimte die wellicht nieuwe mogelijkheden biedt.

Abonneer op onze nieuwsbrief

Door verder gebruik te maken van deze website gaat u automatisch akkoord met het plaatsen van cookies. Meer informatie Dit bericht verbergen