POM Magazine

POM Magazine, Magazine voor Stijl & Cultuur

POM Magazine

Unforgettable Fashion Item

Heb je ooit ergens een fashion item wèl gezien maar niet gekocht en waarvan je tot op de dag van vandaag spijt hebt dat je dat toen niet hebt gekocht? Anke Verbeek hield interviews met een aantal personen die zeer verschillend zijn, maar de liefde voor mode gemeen hebben. Hier is het tweede artikel uit de serie Unforgettable Fashion Item waarin Roos vertelt over het fashion item dat ze maar niet kan vergeten.

door Anke Verbeek

Roos, wat is jouw relatie met mode?
Samen met mijn man ben ik in 1974 begonnen met een modezaak in Den Haag. Mijn man was binnenhuisarchitect. Hij wist heel veel van kleur en had gevoel voor stijl, wat natuurlijk erg belangrijk is in het modevak. We gingen in die tijd iedere zes weken naar Parijs om daar spullen in te kopen, die we in Nederland in de winkel verkochten. We gingen voor leuke merken die de mooiste dingen hadden.

Bracht het modevak je naar allerlei plekken waar je anders nooit zou komen?
O ja, ik ben bijvoorbeeld een keer bij een geweldige modeshow geweest van Jean Paul Gautier, we waren daarvoor uitgenodigd. De show was in een tent in de Jardin des Tuileries bij het Louvre. Verder heb ik gekke feesten meegemaakt in Parijs o.a. op een boot op de Seine. En we gingen soms naar de discotheek Les Bains Douches, die in een voormalig Parijs badhuis zat. Of we aten in een restaurant waar ze bizarre eetstoelen hadden, zelfs een tandartsstoel. Ik herinner me een beurs waar modellen een rondje aan het boksen waren, als promotiestunt van het merk. Dat blijft je allemaal bij, dat vergeet je gewoon niet meer.

Is er een fashion item dat je maar niet kunt vergeten?
Ja, een rood broekpak van het Franse merk Rodier. Het was gemaakt van rode jersey stof. De broek had extreem uitlopende pijpen en deze werd gecombineerd met een heuplang mouwloos gilet van dezelfde rode stof. Er zat een paisley shirt bij in een kleurenmix van rood, oker en blauw. Ik heb het gekocht in 1967 in een boetiek in Amsterdam. Het was de boetiek van Sofie van Kleef, zij was destijds een bekende mannequin en stond in de winkel. Ik had toen een vriendje en wij gingen met z’n tweeën met de trein naar Amsterdam. We zijn twee keer in die boetiek geweest. Tijdens het eerste bezoek heb ik dat broekpak gepast en ik was heel kritisch. Mijn vriendje werd daar helemaal tureluurs van. Ik zei dat ik er toch nog even over moest nadenken. Het broekpak was voor die tijd heel duur. Nou ja goed, we gingen er een tweede keer naartoe en toen heb ik het broekpak aangeschaft. Verder heb ik heb nog een bijpassend paar schoenen gekocht met van die plateauzolen.

Wat maakte het broekpak zo speciaal dat je dacht, ja dit is het?
Rodier was in die tijd een bekend merk met prachtige kleding. Het was de eerste keer dat ik iets van een merk kocht en zo’n uitgave deed. Maar ik vond het broekpak zo mooi, een mooie rode kleur, echt vuurrood.

Heb je dat broekpak nog?
Nee, helaas niet, ik heb het weggedaan. Weet je wat het was met dat pak? Het was van jersey dus als je ging zitten en je had de broekspijpen niet goed omhoog getrokken, dan kreeg je er knieën in. Dus ik bleef altijd staan als ik dat pak aan had. Ik had het ervoor over om te blijven staan, zelfs op die plateauzolen.

Heb je nu dan misschien een vuurrood pak dat daarop lijkt?
Nee, ik heb niets wat lijkt op dat rode broekpak uit de jaren 60. Ik ben iemand die het heel leuk vindt om met de mode mee te gaan en die daar ook gevoelig voor is.

Is er een fashion item waarvan je nog steeds spijt hebt dat je het niet hebt gekocht?
Ja, een ring met een prachtige aquamarijn. Ik was samen met mijn zus op terugreis na een bezoek aan mijn dochter die voor een hotel werkte op de Malediven. Op de luchthaven Malé zag ik in een winkel die ring. Zo mooi, zo prachtig. Ik was helemaal weg van die ring. Maar ik durfde die ring gewoon niet te kopen. Ik heb geen verstand van edelstenen en ik had niemand bij me die kon zeggen of het een echte edelsteen was of niet. Dus ik heb het niet gekocht. Daar heb ik nog steeds spijt van als haren op mijn hoofd.

Waarom heb je er zo’n spijt van dat je die ring niet hebt gekocht?
Ik vond hem gewoonweg ontzettend mooi, zo’n witgouden ring met een prachtige blauwe rechthoekige edelsteen. Het is heel speciaal om zoiets prachtigs te dragen, vooral als het een herinnering is. Ik hou gewoon van mooie spullen en ik denk dat dat nooit overgaat. Of het nu kleding is, juwelen of schilderijen, als iets goed is dan zie je dat ook op de één of andere manier. Je krijgt oog voor dat soort dingen.

Unforgettable Fashion Item

Tijdens een POM Magazine redactieoverleg werd gevraagd: “Heb je ooit ergens een fashion item wèl gezien maar niet gekocht? En heb je tot op de dag van vandaag spijt dat je het toen niet hebt gekocht?” Sommige redacteuren reageerden met een verbaasd: “Nee hoor.” Anderen vertelden vol vuur over dat lingeriesetje, over een jurk en over een jas. Spijt en verlangen gierden door de ruimte. Een prachtig onderwerp voor een serie artikelen was geboren, en we gingen op zoek naar mensen die daarover willen vertellen. Hier is het eerste artikel uit de serie Unforgettable Fashion Item waarin POM Magazine’s Anke Verbeek luistert naar het verhaal van Margriet.

door Anke Verbeek

Margriet, waar zag jij het kledingstuk waarvan je nog steeds spijt hebt dat je het niet hebt gekocht?
Toen ik op de middelbare school zat, ging ik geregeld met een vriendin naar Parijs. Op mijn middelbare school waren allerlei groepjes, ik spreek nu over de jaren 80. Je had de punkers, de kakkers en de alto’s. Mijn vriendin en ik hoorden bij de alto’s. Wij liepen op school in werkmansbroeken, hele lange overhemden en rare hoedjes. Alles in bepaalde kleuren: paars, flets rood en veel zwart.

Alto? Wat was dat voor een stijl?
Die werkmansbroeken waren meestal roze en van een bepaald soort katoen gemaakt met grote zakken aan de zijkant. De pijpen eindigden vaak in een pof. Over die broeken droegen we een lang overhemd, op ons hoofd een keppeltje of hoedje, en we liepen op Birkenstock laarzen. Het was allemaal wijd, groot en een beetje slordig. Er waren winkels die uitblonken in het bijeenzoeken en verkopen van dat soort kleding. Het was gek genoeg geen tweedehands kleding, maar nieuwe kleding. In die stijl liepen wij door Parijs. We vonden onszelf heel alternatief en van de wereld. Tijdens één van die trips zagen we in een arty, punky tweedehandsboetiek, een rek met matrozen jasjes.

Wat waren dat voor jasjes?
Het waren witte jasjes met blauwe elementen en ik denk dat ze origineel waren. Daar vielen we als een blok voor. We zagen onszelf daar al helemaal in lopen. We hadden natuurlijk niet veel geld en dachten dat het wel zou meevallen met de prijs want het was een zaak met tweedehands goed. Maar toen we wilden afrekenen bleken het peperdure jasjes te zijn. We moesten ze weer terughangen en er nog even over nadenken. Dat vonden we heel erg jammer. Het gaf ons ook een gevoel van schaamte, want wij hadden ons met die jasjes voor de spiegel ontzettend staan aanstellen.

Waarom was dat een grote teleurstelling voor jullie?
Soms trek je een kledingstuk aan waarin je je sterk, groot en theatraal voelt. Dat hadden we ook met die jasjes en we moesten dat weer terughangen: onze voorstelling van hoe wij de rest van de tijd door Parijs zouden lopen. We hebben nog gekeken of we niet op één of andere manier het geld bij elkaar konden krijgen, maar dat was voor ons eigenlijk onmogelijk.

Stel dat op dit moment jouw matrozenjasje daar in Paris nog steeds zou hangen en je hebt voldoende geld. Zou je dan teruggaan om het alsnog te kopen?
Die matrozenjas is in mijn hoofd blijven zitten. Op een gegeven moment zag ik hier in Groningen, in een tweedehandszaak een heel mooi groen uniformjasje. Volgens mij was het van iemand geweest die in een blaaskapel had gespeeld. Het deed me denken aan het jasje in Parijs, dat zaadje was daar geplant. In de loop der jaren heb ik meer van dat soort kledingstukken gekocht en gedragen. Het matrozenjasje heb ik destijds niet gekocht. Maar met dat groene uniformjasje heb ik het uiteindelijk op een andere manier, wel gevonden.

Een matrozenjasje en een blaaskapeljasje, is dat jouw smaak?
Dat is wel mijn smaak. Ik heb vroeger veel aan straattheater gedaan en als kind hield ik ook van verkleden. Mijn moeder had een ton vol verkleedspullen: cocktailjurken en mantelpakjes uit de jaren 60, rare pyjama’s, van alles. Ik ben nog steeds een alles-bij-elkaar-raper, maar iemand heeft eens tegen mij gezegd: “Eigenlijk kleed jij je best raar en toch heeft het iets heel moois.” Als ik in een kledingwinkel ben en iets aantrek wat niet helemaal bij me past dan denk ik: zó kan ik óók zijn.

Ben jij dan iemand die veel eyecatchers koopt?
Ik kocht veel eyecatchers en die heb ik nog steeds in mijn kast hangen. Voor mijn afstuderen aan de kunstacademie heb ik een prachtige, gekke, lange rok gekocht. Het is een monumentaal kledingstuk en ik kon er eigenlijk alleen in staan. Zitten ging niet want dan sprong steeds een knoop los. Je kan er ook niet in lopen want hij bestaat uit twee stukken en als het waait, ziet het er niet uit. Ik heb die rok nog steeds. Soms show ik hem aan iemand, maar ik heb ‘m nooit meer gedragen. Hij hangt in de kast, het is een eyecatcher maar een volstrekt onpraktisch ding.

Jij bent ook animator. Ben je voor je animaties veel bezig met de outfits van de personages?
Het gekke is dat ik in mijn animatiewerk meestal schaars geklede of blote figuren teken. Ik heb wel veel gewerkt met een alter ego, Isadora Anderwereld. Zij droeg een vliegeniershoed met flappen en had een kledingstijl uit het interbellum van de vorige eeuw. Het verhaal van Isadora Anderwereld is dat ze een reisagent ontmoet die vanaf dat moment voor haar, avontuurlijke reizen op maat maakt. Isadora heeft de air van een rijke wereldreiziger. Het is iemand die ruimte inneemt, haar ding doet en alles aangaat.

Heb je kledingstukken in je kast die je wèl hebt bemachtigd en nooit weg zult doen?
Ik heb twee kledingstukken waar ik dierbare herinneringen aan heb en die ik nooit zou weggooien. Eén daarvan is een jas die destijds heel flamboyant was. Mijn vader en ik liepen in de stad en daar zagen we in een modezaak, die jas. Het was voor mij een droomjas met grote gekleurde vlakken, een prachtige kraag en gevoerd met groen nepbont. Mijn vader zag die jas en zei: “Hé, dat is een jas voor jou.” Op dat moment realiseerde ik me dat mijn vader mij zag zoals ik echt ben, want hij had liever gezien dat ik keurig economie of iets dergelijks was gaan studeren. Hij heeft die jas toen voor me gekocht en ik heb hem nog steeds.

Wat was het tweede kledingstuk?
Een gifgroene baljurk met een laag uitgesneden rug van Mac & Maggie. In de jaren 80 was dat een hippe winkelketen. De achterkant was geplooid met een enorme strik. Er kleven enorm veel verhalen aan die jurk. Weet je, het bijzondere van deze oude kledingstukken zit ‘m ook in het verhaal, want als ik nu naar die jas kijk vind ik die lappen toch wel flets, en die bontvoering…dat is nu heel gewoon. Alle meisjes dragen dat tegenwoordig. Die kledingstukken horen bij een bepaalde tijd en alleen in mijn herinnering zijn ze iconisch.

Saskia Diez- Devine Design

Volgens de Duitse sieradenontwerper, Saskia Diez zijn sieraden altijd een geschenk, ongeacht of je ze cadeau krijgt of dat je ze voor jezelf koopt. Saskia’s ontwerpen zijn toegankelijk, speels, artistiek, progressief en androgeen.“Zoals volgens mij moderne mensen zijn”, legt ze uit in een interview met Anke Verbeek.

door Anke Verbeek

Ik vind het fascinerend dat de sieraden die je ontwerpt minimalistisch zijn en tegelijkertijd zichtbaar en aanwezig.
Mijn ontwerpen zijn zeer aanwezig zonder te schreeuwen. Het maakt niet uit hoe groot een ontwerp is. Zelfs een klein sieraad kan je fysieke houding veranderen. Het creëert een mooi moment van zelfbewustzijn wanneer je een sieraad uitkiest om die dag te dragen. Het maakt niet uit welke kleding je draagt, met sieraden kun je je look veranderen naar glamour, avant-garde of chic.

Een sieraad kan een geschenk zijn van een familielid, het kan een statussymbool zijn, het kan je zelfvertrouwen geven. Wat vind je van deze sociale aspecten van sieraden?
Ik ben niet geïnteresseerd in sieraden als statussymbool. Mensen kopen mijn ontwerpen niet vanwege status. Daarvoor zijn ze qua prijs veel te toegankelijk. Mensen die status belangrijk vinden, kiezen de grote merken. Ik beschouw een sieraad eerder als een containertje dat situaties, gebeurtenissen, verhalen, stemmingen en liefde bewaart. Dit sociale aspect is een belangrijke eigenschap van sieraden. Ik heb nog nooit mensen ontmoet die me niet konden vertellen van wie, wanneer en waarom ze een sieraad hebben gekregen.

Op jouw website lees ik dat je ontwerpt voor een vrouw als jijzelf. Wat voor iemand ben jij?
Wat ik daarmee wil zeggen is dat ik ontwerp voor iemand die dezelfde waarden en dezelfde opvattingen heeft over hoe je juwelen moet dragen. Toen ik begon in de juwelen business bestonden er slechts een paar categorieën. Je had dure juwelen die mensen kochten als statussymbool. Verder had je juwelen die artistiek waren en lastig te dragen. Dat waren eerder objecten dan juwelen. En natuurlijk had je de sieraden die special ontworpen werden voor een klant. Ik was in geen van allen geïnteresseerd. Ik wilde sieraden ontwerpen die maken dat je je sterker voelt, trotser en bewuster. Ik ben als goudsmid begonnen bij een bedrijf dat dure juwelen van hoge kwaliteit maakte. Geen van de stukken die ik daar had gemaakt, wilde ik zelf dragen. Ze waren allemaal uniek, heel artistiek en extravagant. Als ik zoiets zou dragen zou ik helemaal verdwijnen. Ik wilde juist iets dragen dat me zou benadrukken in plaats van laten verdwijnen.

Hoe ziet jouw creatieproces eruit? Waar begin je?
Ik maak schetsen om de ideeën die ik in mijn hoofd heb op papier te krijgen. Dan begin ik snel mock-ups te maken om te kijken hoe iets valt op de huid, hoe het beweegt, of de lengte goed is. Voor de mock-ups gebruik ik goedkope materialen. Dan moet je denken aan papier, deeg, kralen, garen of aluminiumfolie. Als ik met kostbare materialen zou werken, zou ik me niet vrij voelen om van alles uit te proberen. Ik wil het namelijk goed doen en wil geen materiaal verspillen. Wanneer ik met de mock-ups aan de gang ben, sta ik open voor alles. Maar geleidelijk aan laat ik dingen weg totdat ik het gevoel heb, dat het idee waaraan ik wilde werken, duidelijk zichtbaar is.

Waar vind je de inspiratie die jouw creatieve proces in gang zet?
Ik heb een startpunt nodig. Dat kan van alles zijn: een idee, een lied, een film of een vriend. Het kan een bepaald gevoel zijn dat ik wil overbrengen aan de dragers van mijn sieraden, zoals geluk of geborgenheid.

Hoe beïnvloeden gevoelens jouw ontwerpen?
Toen het ernaar uitzag dat de Covid-pandemie op zijn einde was, begon ik aan een serie gebaseerd op het gevoel: Ok, laten we gaan feesten! De sieraden doen je denken aan het gevoel dat je hebt als je ’s nachts uitgaat om te feesten, iets wat we al een tijdje niet meer hadden gedaan. Ze schitteren en hebben een donkere gunmetal kleur. Eén van onze best verkochte ontwerpen is trouwens geïnspireerd op een meubelstuk, een fauteuil met een massieve rugleuning. Ik zag die massieve stoel en wilde sieraden ontwerpen gebaseerd op het gevoel dat het in mij opriep. Toen we deze serie lanceerden, aarzelden klanten een beetje. Het duurde een paar seizoenen voordat klanten deze collectie begonnen te kopen. Het is een collectie die nog steeds erg goed verkoopt.

Als het op vakmanschap aankomt, werk je dan graag met je handen?
O jazeker, want je verstand en je verbeelding kunnen je bedriegen. Ik kan het meest fantastische idee hebben dat ik wil vertalen in een sieraad. Maar dan begin ik met mijn handen te werken en op een gegeven moment denk ik: bah, het is eigenlijk helemaal niet zo’n fantastisch idee! Maar het één leidt tot het ander, een fout in het ontwerp of iets dat fout is gegaan tijdens het maken. Dat leidt dan tot het finale ontwerp. Toen ik aan een serie werkte waarin leer werd gebruikt, had ik zo’n beeld van mooie weefpatronen in mijn hoofd. Het werd allemaal erg ingewikkeld en de ontwerpen leken niet echt in verbinding te staat met je lichaam. Ik raakte gefrustreerd en dacht: als ik nou eens dit of dat erbij doe. Maar het werd alleen maar nog ingewikkelder. Toen besloot ik franjes te knippen in een stuk leer en ineens was daar de definitieve versie! Het had niets meer nodig. Het was een heel lang en gecompliceerd proces dat resulteerde in een heel eenvoudig ontwerp.

Welk materiaal spreekt je het meeste aan?
Ik hou uiteraard van goud en zilver. Voor grote of massieve sieraadstukken gebruik ik verguld materiaal. Het heeft geen zin om een groot of massief sieraad in goud te maken als het betekent dat de koper daarvoor veel geld moet uitgeven en maar weinig mensen het sieraad kunnen kopen. Maar voor kleinere of verfijnde stukken gebruik ik wel goud. Momenteel ben ik helemaal verliefd op zilver. Zilver is het witste metaal dat er is, omdat zilver het grootste spectrum aan licht reflecteert. Ik hou van stenen, parels en kralen, maar ik werk niet veel met edelstenen. Het liefst werk ik met halfedelstenen.

Hoe vind je deze materialen?
Ik werk met leveranciers die goud en zilver leveren. We werken voornamelijk met gerecycled metaal. Voor stenen ga ik naar dealers waarmee ik al heel lang werk en die ik vertrouw. We bewerken ook oude sieraden. Veel mensen hebben ringen, kettingen of oorbellen die ze van familieleden hebben geërfd. Vaak worden deze stukken niet gedragen. Ze zijn ouderwets, uit de mode of passen niet bij de smaak van de eigenaar. In deze sieraden zitten vaak stenen van een kwaliteit en grootte die je tegenwoordig niet meer tegenkomt. Ze kwamen uit een bepaalde mijn en op een gegeven moment is die mijn uitgeput. Ik vind het heerlijk om stenen uit deze oude sieraden te halen en ze samen met het metaal om te turnen naar een moderne ontwerp. Zo krijg je een uniek sieraad dat je nergens anders vindt en zijn emotionele waarde voor de drager behoudt, ook al is het een nieuw ontwerp. Ik vind het erg leuk om dit soort unieke stukken te maken.

Website Saskia Diez

Camilla Lonis-designer in LA

De Nederlandse Camilla Lonis werkt en woont in Los Angeles. Ze werkt in LA voor graffitikunstenaar Shepard Fairey, ontwerpt voor het modemerk OBEY Clothing en is designer director bij Studio Number One. Camilla sprak met Klaartje Til over haar leven in Los Angeles en legt haar uit waarom ze zoveel van Los Angeles houdt.

door Klaartje Til

Camilla, hoe ben je in Los Angeles verzeild geraakt?
Na mijn studie, grafisch ontwerp, aan de kunstacademie Willem de Kooning, heb ik een aantal jaren als freelance ontwerper gewerkt in Nederland. Op een gegeven moment kreeg ik steeds vaker opdrachten vanuit het buitenland en vooral van bureaus in New York, San Francisco en Los Angeles. Ik ben toen maar eens naar die steden op vakantie gegaan. Ik ging ervan uit dat ik LA niet zo spannend zou vinden. Maar toen ik er eenmaal was, ben ik heel snel van mening veranderd.

Waarom dacht je dat Los Angeles niet zo spannend zou zijn?
San Francisco leek mij interessanter. Daar is een hippiecultuur, de mensen zijn losser, er is mooie natuur, dat soort dingen. Het beeld dat ik bij LA had was dat van een platte stad met veel palmbomen, super warm weer en vol mensen met kapsones. Maar dat bleek helemaal niet zo te zijn. Het klopt dat LA een autostad is. Het is lastig om ergens te komen zonder auto of rijbewijs. Zodra ik door LA reed veranderde mijn beeld van de stad. Het is niet één stad maar zo’n dertig stadjes die samen Los Angeles vormen. Dat was echt een verrassing.

Wat gaf jou het duwtje om in Los Angeles te blijven?
Ik ben naar LA verhuisd voor de kunst en mijn beroep als designer. Binnen enkele maanden kwam ik bij toeval terecht bij Shepard Fairey. Hij is een succesvolle Amerikaanse straatkunstenaar. Hij heeft me aangenomen als design directeur voor zijn kunstgalerie Subliminal.

Shepard Fairey is een grote naam in de wereld van de hedendaagse kunst. Hoe was dat om door hem aangenomen te worden, om voor hem te werken?
Het was bizar. Enkele jaren daarvoor zat ik nog op de kunstacademie waar ik over hem las in kunstboeken. Ik keek enorm tegen hem op en een paar jaar later zat ik bij hem aan tafel in Los Angeles. Binnen de kortste keren werkte ik voor hem. Shepard is creatief directeur van Obey Giant en Subliminal, en ik werk direct onder hem. Dat is een vreemde gewaarwording. Ik word nu vaak in zijn kamer geroepen om helpen te kiezen tussen het ene of het andere ontwerp, voor een werk waarmee hij bezig is. Hij kijkt en luistert altijd heel goed naar wat er om hem heen gebeurt. Hij staat open voor andere meningen en zijn kunst heeft een positieve invloed. Dat inspireert mij heel erg.

Je bent ook designer voor het merk OBEY Clothing. Wat is die typische LA look?
Dat is heel afhankelijk van de buurt. In Echo Park kleden mensen zich super casual: een hele goede vintage spijkerbroek, maar wel een oude spijkerbroek, met een clean T-shirt, gewoon blanco met een los grafisch elementje erop. Verder niet te hard je best doen. Dat is niet cool. Maar je kunt je eigenlijk niet kleden als “een LA persoon” want over welk van de vele culturen heb je het dan?

En tot welke cultuur behoor jij?
In het dagelijks leven werk ik in Echo Park, ben ik kunstenaar en luister ik naar punk en metal muziek. Straatkunst beïnvloedt mijn werk en ik ben wat alternatiever. Maar ik ga ook uit in Beverly Hills en dan draag ik chiquere kleding. Als ik naar een feestje ga in West Hollywood kleed ik me stoerder. Dat vind ik juist leuk aan deze stad, dat er zoveel verschillende culturen zijn.

Je werkt in de wereld van design. Is design belangrijk in Los Angeles?
Design en kunst is belangrijk voor de stad. Er is veel te zien en te doen in LA. Veel musea zijn gratis. Er is een jeugdige kunstcultuur. De graffitikunst is belangrijk en erg zichtbaar, het is een belangrijke uitingsvorm. Als je kijkt naar het werk van Shepard Fairey dan zie je dat hij talloze murals heeft gemaakt. Die zijn vaak uitgegroeid tot een hele beweging. Bij Studio Number One doe ik veel grafisch design voor lokale initiatieven. Dat betekent dat ik vaak in LA mijn posters, banners en murals zie. Op een gegeven moment ben jijzelf de maker van de cultuur in LA. Dat is een verantwoordelijkheid die je draagt. Dat moet je met respect doen voor de mensen die hier vandaan komen, de LA natives.

Wat is de grootste aanpassing die je hebt moeten doen toen je in LA kwam wonen?
Ik moest wennen aan de manier waarop mensen hier autorijden. Ze rijden als gekken en dan heb je ook nog eens die achtbaans snelwegen in de stad. Maar als je van de stad houdt, wil je in elke buurt zijn en dan moet je veel autorijden. De stad is een grit en via het wegennet kan ik overal snel zijn. Het maakt niet uit hoe ver een locatie ligt. De snelwegen zijn zo gebouwd dat je er gewoon opeens bent. Los Angeles is een hele toegankelijke stad, zolang je een auto hebt. En zolang je buiten de spits rijdt (lacht).

Dutch Fashion Design- Moofers Clothing

Kwaliteit en vakmanschap staan centraal bij alles wat de Nederlandse modeontwerper Jennifer van Haastert ontwerpt voor haar label Moofers Clothing. Haar ontwerpen zijn eigentijds en altijd met een kleine twist. Op de begane grond van een prachtig 19de eeuws pand aan de Haagse Toussaintkade, kun je haar collectie vinden in Moofers Fashion & Art Salon. Anke Verbeek ging voor POM Magazine rondkijken en maakte kennis met de vriendelijke Jennifer. Het resulteerde in een prachtig gesprek.

door Anke Verbeek

Je bent in 2017 begonnen met jouw label Moofers Clothing. Had je al vanaf het begin voor ogen wat het concept van Moofers moest worden?
Nee, in het begin wilde ik vooral creëren. Mijn gevoel over mode vertaalde zich geleidelijk in een concrete visie. Moofers staat voor duurzaamheid. Onze kleding wil je lang doordragen omdat het ontwerp uniek is, het goed gemaakt is en omdat de materialen zo mooi zijn. Ik vind het leuk dat er bij Moofers tijd en ruimte is om het verhaal achter mijn ontwerpen mee te geven aan klanten.

Welke rol speelt duurzaamheid in de Moofers collectie?
Voordat een collectie uiteindelijk in een winkel hangt, moeten er heel veel stappen gezet worden. Iedere stap ademt vakmanschap. Ik vind het daarom zo gek dat mode vluchtig is. Dat hoeft ook helemaal niet. Je kunt jaren genieten van een mooi ontwerp, zolang het goed gemaakt is van een kwalitatief goede stof. Met elke collectie proberen we nog duurzamer te worden.

Hoe zou je de stijl van Moofers Clothing omschrijven?
Eigentijds met een edge, clean met de nadruk op kwaliteit en oog voor detail. Het is een vrouwelijke, stoere look. De kleding is heel praktisch en je kunt het elke dag dragen. Vooral niet in de kast laten hangen en heel veel dragen. Dat is waarvoor ik het ontwerp.

Hoe maak je jouw collecties?
Ik werk steeds minder met seizoenen in mijn collecties. Ik laat ontwerpen zoveel mogelijk op elkaar aansluiten. Aan de nieuwe ontwerpen voeg ik een aantal bestaande ontwerpen toe. Dat wordt dan mijn capsule collectie. Op Moofers Instagram staat bijvoorbeeld een foto waarop het model een leren rok draagt, een ontwerp van twee jaar geleden. Op de foto combineer ik die rok met een recent ontwerp knitwear. Mensen die deze rok destijds hebben gekocht breng ik zo op het idee om die weer eens uit de kast te halen. Ik laat zien dat die trui goed past bij die prachtige rok die ze al een tijdje hebben.

Wat is de doelgroep van Moofers?
De doelgroep waarvoor ik ontwerp zit in de leeftijdsgroep vanaf 30 jaar. Maar mijn klanten zijn vrouwen van 17 tot 80 jaar. In het begin had ik veel internationale klanten. Mensen die hier net wonen of hier op vakantie zijn, kijken veel meer om zich heen en ontdekken zo winkels die net geopend zijn. Inmiddels hebben mensen uit Den Haag en de rest van Nederland, Moofers ontdekt.

Betrek je jouw doelgroep in het ontwerpproces?
Ik vind het fijn als mensen de tijd nemen om alles te passen. Dan kan ik goed zien hoe de pasvorm is en welke ontwerpen het beste bij een klant passen. De reacties van klanten inspireren mij weer. Laatst was er een klant die heel graag iets met een krijtstreeppatroon wilde hebben. Dat bracht me meteen op het idee om iets te gaan ontwerpen in krijtstreep. Maar dan wil ik wel de perfecte krijtstreep flanel hebben, want als ik niet de goede stof vind, gaat het niet door.

Wat maakt dat een stof bijvoorbeeld de perfecte krijtstreep is?
Het verhaal achter het product maakt het verschil. Ik heb van een Britse stoffenproducent stofstalen ontvangen en daar straalt het vakmanschap van af. Het zijn stoffen die al decennialang in de UK gemaakt worden. Ik heb een enorme fascinatie voor stoffen, daar begint voor mij vaak de inspiratie.

Moofers is mode, maar ook een salon. Welke rol speelt kunst in Moofers Fashion & Art Salon?
Ik vind het belangrijk dat verschillende disciplines elkaar versterken. Achter een schilderij of sieraad zit een persoon die dat met passie en visie heeft gecreëerd. Net als bij mode komt er heel veel vakmanschap bij kijken. Ik heb een locatie gezocht en gevonden waar ik de ruimte heb om alles bij elkaar te brengen. In deze mooie salon versterken mode en kunst elkaar.

Hoe heb je, zeg maar, al die stemmen laten spreken in één ruimte?
Het pand waarin Moofers zit is een rijksmonument. Dat betekent dat we de kleuren en de versieringen in het huis niet mogen veranderen. Het zijn geen kleuren die zich makkelijk laten combineren. We zijn op zoek gegaan naar gordijnen en meubels die bij die kleuren passen en bij de sfeer van de ruimte. We hebben hier sieraden van Moniek Postma en die zijn groot en uitbundig. De schilderijen van Moos Willemsen zijn rustiger. Die combinatie werkt goed. In mijn kleding zit ook die spanning, het moet zeker niet saai worden.

Wat maakt dat Moofers een salon is in plaats van een winkel?
Natuurlijk is Moofers nog steeds een winkel, maar het woord salon vonden we goed passen bij het pand en wat wij met Moofers willen neerzetten. De salon legt de nadruk op onthaasten en de tijd nemen om dingen in je op te nemen. We hopen je te inspireren met de mode en kunst die we hier presenteren.

 

 

 

Kun je een tipje van de sluier lichten over de volgende collectie?
Voor de aankomende collectie gebruiken we vooral krijtstreep flanel uit Engeland en stoffen geweven in Nederland door Enschede Textielstad. Er komen stoere jassen van recycled denim en high-waist jeans van organic cotton. In krijtstreep komen er colberts die je kunt combineren met een straight leg trouser. Verder krijtstreep baggy shorts die je met hakken kunt dragen, maar ook casual met boots. De knitwear is van biologisch katoen of alpaca. De tanktops en de T-shirts zijn uitstekend te combineren met de high-waist jeans en krijtstreep ontwerpen. In de salon willen we kleine events organiseren voor nog meer beleving. Dan moet je denken aan kleine concerten, collectielanceringen, lezingen en workshops. Dus een kalender vol creatie en vakmanschap. Dat gun ik iedereen. www.moofersclothing.nl

Fotografie: Merel Oenema
Mode fotografie: Annick Meijer

Wat is het toch met dresscode?

Wat is het toch met dresscode? Het voorschrift hoe je je dient te kleden is lang niet altijd zo overduidelijk als op de uitnodiging voor – laten we zeggen – een feestje. Het is een sociaal aspect, een community dingetje. Als je de plank misslaat, dan ‘hoor je er niet bij’. Overdressed zijn op feestjes is net zo erg als underdressed en dat geldt echt niet alleen voor vrouwen. Per slot van rekening slaan de officiële dresscodes als tenue de ville, black tie en white tie, allemaal op herenkleding. De passende dames outfits zijn daarvan af te leiden.

Als de dresscode nou maar beperkt blijft tot feestjes en partijtjes, dan is het allemaal wel te doen, google is your best friend. Maar het heerst overal. Op straat, op kantoor, bij je sociale clubs, bij het uitgaan. Het verschilt per stad, per locatie en per situatie. Vaak is ie er onderhuids, en hoor je het ‘gewoon’ te weten. Hoe dan? Dat kan alleen als je je in die specifieke omgeving beweegt. Anders moet je maar gokken en er het beste van hopen.Het is niet voor niets dat met enige regelmaat de schooluniform discussie weer oplaait: afwijkende kleding staat hoog in de top tien van redenen om gepest te worden. En niets, maar dan ook niets is erger dan buiten de groep vallen. We zijn en blijven kuddedieren, en als we eens goed in de spiegel kijken herkennen we allemaal wel die angst voor een kledingmiskleun. Hoe oud we ook zijn en of we nou van Mars of van Venus komen.
Soms kan het echt niet missen: dat je geen wit draagt op een bruiloft mits het je eigen is: volkomen helder. En in een Feijenoordshirtje op de F-side gaan zitten: GEEN goed idee. Maar laten we eens een regel nemen die overduidelijk lijkt: sportkleding naar werk doe je niet. Zeker niet als vrouw. Als je al op de racefiets of hardlopend naar je werk gaat, waar dan ook, je kleedt je om. Tot je een keer een bijbaantje hebt bij een postsorteercentrum, je door het weer gedwongen bent een winterfietsbroek aan te trekken, je die in de plee wil vervangen en dan te horen krijgt: “Hoezo? Kicken broek toch, gaaf stofje en cool, van die lichtgevende naden.”
De kledingvoorschriften op kantoren dan? Makkelijker, denk je. Formeel, met hooguit het verschil in de kleine details: of huidkleurige panty’s kunnen, felle kleuren, welke das of schoenen done of not done zijn.
Maar… per sector kan het verschillen! In de culturele wereld hoeft kantoor personeel niet per se in pak tenzij ze naar iets belangrijks gaan. Bij een webdesign bedrijf moet je er bij wijze van spreken weer als een sociaal gestoorde bèta-nerd uitzien om erbij te horen. En waarom krijgen we allemaal bij professoren meteen het beeld van tweedjasjes, coltruien en ribbroeken? Juist.
Advocatenkantoren dan? Kat in het bakkie: strak in het pak. Nee hoor. Ik ken een advocaat intellectual property die gympies en spijkerbroek met jasje draagt. Om zijn cyber-cliënten op hun gemak te stellen. Terwijl een verdieping hoger de corporate afdeling zich volledig in krijtstreep, liefst ook nog driedelig, hult. Zelfde kantoor, hemelsbreed 3,5 meter afstand.
Wat het helemaal ingewikkeld maakt is dat je outfitkeuze zelfs binnen dezelfde sociale omgeving subtiel zou moeten verschillen, afhankelijk van de locatie bijvoorbeeld. Arty-farty of in spijkerbroek met gympies naar een klassiek concert gaan kan in het muziekgebouw aan ’t IJ prima, in het Mokumse concertgebouw loop je daarmee het risico de indruk te wekken dat je TOT de culturele wereld behoort. Of dat je op zijn minst zo’n hardcore concertbezoeker bent dat je niet langer de moeite neemt om je aan te passen. Sterker nog, het verschilt binnen datzelfde instituut ook nog eens per concertserie. Voor de Zondagochtend gelden andere codes dan bij het KCO publiek.
Nog zoiets: dresscode en macht. Wist u dat de President van de Verenigde Staten nooit een overjas hoort te dragen? Zo laat ie zien dat ie sterk is. Geen enkele POTUS heeft het ooit aangedurfd om die ongeschreven wet met voeten te treden. Tot Obama. Het meest bizarre is dat het omverschoppen van dit heilige huisje zijn reputatie van sterk leidersfiguur juist bevestigt. Dus heel zelden slaagt iemand er wel in om los te breken, door een combi van heel veel lef, een overdosis aan charisma en een vanzelfsprekend zelfbewustzijn: allen kenmerken van een geboren leidersfiguur. Voor de rest van ons mindere goden blijven de regels van onze soort gewoon bestaan, waardoor we gedwongen zijn de kudde te volgen waar we op dat moment deel van uitmaken. Voor velen een geruststellend gevoel. Niks mis mee. Voor de paar mensen die graag denken uniek en onderscheidend te zijn: ook jij bent wat je draagt. There is no such thing als 100% individualisme. Dresscode is overal.Hoe deprimerend of gekmakend dat ook moge zijn.

AAG
AAG-klein

Abonneer op onze nieuwsbrief

Door verder gebruik te maken van deze website gaat u automatisch akkoord met het plaatsen van cookies. Meer informatie Dit bericht verbergen