POM Magazine

POM Magazine, Magazine voor Stijl & Cultuur

POM Magazine

Susanna Inglada

De Spaanse beeldend kunstenaar, Susanna Inglada, woont en werkt al een tijdje in Nederland. Samen met haar zoontje woont ze in Amsterdam en exposeert ze haar werk overal ter wereld. Susanna transformeert figuratieve tekeningen tot driedimensionale sculpturen. Haar installaties lijken te zweven in een expositieruimte en hebben een donkere ondertoon. In een interview vertelt Susanna over deze ondertoon en de onderliggende inspiratiebronnen.

door Anna Geven

In jouw projecten gebruik je realisme en symbolisme, en speel je met dimensies. Waarom gebruik je zoveel aspecten?
Tijdens het creatieproces denk ik altijd aan het verhaal. Dat kan gebaseerd zijn op een persoonlijke ervaring of iets wat in onze maatschappij is gebeurd. Alle inzichten en emoties stop ik direct in een werk zonder vooraf schetsen te maken. Zo verlies ik niet de energie van al die emoties, gedachten en ideeën. Voorheen waren de personen in mijn werk altijd te zien in kleding die hoort bij hun rol in de maatschappij. Maar onlangs heb ik in Parijs een werk geëxposeerd met naakte personen. Ze zijn gewikkeld in een lange haarvlecht. Het werk is geïnspireerd op moederschap en een jeugdherinnering aan mijn grootmoeder. In haar dorp was het de gewoonte dat vrouwen lang haar hadden tot ze gingen trouwen. Zodra ze getrouwd waren knipten ze hun haren kort. Dat heeft mijn oma ook gedaan. Ze bewaarde het haar in een grote vlecht. Deze vlecht is voor mij een symbool. Het staat voor het verlies van vrijheid en voor kwetsbaarheid. Ik heb geprobeerd dat te vertalen in de installatie, The Fit. In dit werk heeft de vlecht een dubbele betekenis omdat het ook op een navelstreng lijkt. De personages tuimelen over elkaar heen en het is niet duidelijk of ze daarvan genieten of dat het een worsteling is.

Welke rol speelt de kijker in je werk?
Ik vind het belangrijk dat mijn installaties toeschouwers aantrekken en omringen met vragen. De hoofdpersonen brengen het werk tot leven door de kijkers te confronteren. Op deze manier worden kijkers op hun beurt hoofdrolspelers.

Je hebt gestudeerd aan diverse kunstacademies o.a. in Rome, Groningen en Rotterdam. Maar je wilde ook acteur worden en je hebt een toneelopleiding gedaan in Barcelona. Gebruik je jouw acteerervaring in je kunstwerken?
Het theater komt terug in de gebaren en uitdrukkingen van de personages die ik teken. Iedere expositieruimte is voor mij als een toneelpodium waar ik mijn rekwisieten en acteurs plaats, en werk toon dat soms speciaal voor die ruimte is gemaakt.

Soms meen ik boosheid te bespeuren in je werk. Is boosheid voor jou een inspiratiebron?
De aanleiding voor mijn werk is vaak een gebeurtenis in onze samenleving die ik niet begrijp. Het roept bij mij emoties op die ik wil onderzoeken om antwoorden te vinden. Voordat ik naar Rome ging om daar te studeren schreven de kranten over de verkrachting van een jonge vrouw in Spanje en hoe de rechtbank deze zaak afhandelde. In Rome bezocht ik prachtige beeldhouwwerken van Bernini o.a. De verkrachting van Proserpina en Apollo & Daphne. Schitterende beeldhouwwerken over verkrachting. Ik was geschokt hoe vrouwen werden afgebeeld in deze werken, al die romantiek. Ik besloot een installatie te maken die net zulke handen laat zien als de handen in Bernini’s, De verkrachting van Proserpina. Ik heb de handen opgeblazen tot enorme proporties. Het werden monsterlijke handen en ik heb ze een beetje misvormd om ze kracht te ontnemen.

Wijs je in je werk naar de verantwoordelijken die dit aanrichten?
Ik denk niet dat ik naar iemand wijs, ik wil een universeel verhaal laten zien. De personages in mijn werk hebben ook nooit een gezicht met specifieke trekken of kenmerken. Ik hou ze liever algemeen zodat ze universeel worden. De problemen waar ik het over heb zijn niet specifiek voor een bepaalde locatie maar komen overal voor. Ik verwacht niet van kijkers dat ze na het zien van mijn werk tot actie overgaan om dingen te veranderen. Maar ik vind het fijn wanneer ze bij zichzelf vragen gaan stellen over de onderwerpen die ik in mijn werk laat zien. Ik wil de kijker confronteren met de issues waar we vandaag de dag mee te maken hebben, en waaraan we soms te weinig aandacht besteden.

Zijn er nog andere inspiratiebronnen die je creatieproces voeden?
Ik ben erachter gekomen dat het inspirerend is om andere ambachten te gebruiken voor mijn werk. Ik stap dan uit mijn comfortzone en plotseling komt er iets nieuws uit. Op dit moment werk ik met keramiek, textiel en animatie. Normaal maak ik tekeningen vol verhalen die met elkaar communiceren. Werken met animatie is anders, want je hebt te maken met een tijdsframe en een scherm. Werken met textiel betekent naalden en naaien. Het biedt allemaal nieuwe mogelijkheden.

Je woont al een tijdje in Nederland. Is de Nederlandse cultuur een inspiratiebron voor je werk?
In Nederland ben ik me ervan bewust dat ik uit een andere cultuur kom. Ik bekijk Spanje nu van een afstand en ik heb werk gemaakt dat geïnspireerd is op deze reflectie. De kunstscene in Nederland is inspirerend. Ik heb veel boeiende kunstenaars ontmoet en mooie opdrachten mogen doen. Natuurlijk zijn plaatselijke ontwikkelingen van invloed op mijn werk. Als ik niet in Nederland zou zijn, zou ik niet het werk maken dat ik nu maak.

Wat is je volgende project?
Deze zomer staat een grote sculptuur van mij op de Drentse biënnale, Into Nature. Het is speciaal voor deze locatie gemaakt en is gebaseerd op de lokale geschiedenis en de lokale volksverhalen. Er komt dit jaar een solo show in Tarragona, Spanje. En ik ben bezig met de voorbereidingen van een expositie in Galerie Maurits van de Laar in Den Haag. In 2024, doe ik een art-residency in Duitsland en Marokko. Dus een druk schema vol leuke projecten.

Camilla Lonis-designer in LA

De Nederlandse Camilla Lonis werkt en woont in Los Angeles. Ze werkt in LA voor graffitikunstenaar Shepard Fairey, ontwerpt voor het modemerk OBEY Clothing en is designer director bij Studio Number One. Camilla sprak met Klaartje Til over haar leven in Los Angeles en legt haar uit waarom ze zoveel van Los Angeles houdt.

door Klaartje Til

Camilla, hoe ben je in Los Angeles verzeild geraakt?
Na mijn studie, grafisch ontwerp, aan de kunstacademie Willem de Kooning, heb ik een aantal jaren als freelance ontwerper gewerkt in Nederland. Op een gegeven moment kreeg ik steeds vaker opdrachten vanuit het buitenland en vooral van bureaus in New York, San Francisco en Los Angeles. Ik ben toen maar eens naar die steden op vakantie gegaan. Ik ging ervan uit dat ik LA niet zo spannend zou vinden. Maar toen ik er eenmaal was, ben ik heel snel van mening veranderd.

Waarom dacht je dat Los Angeles niet zo spannend zou zijn?
San Francisco leek mij interessanter. Daar is een hippiecultuur, de mensen zijn losser, er is mooie natuur, dat soort dingen. Het beeld dat ik bij LA had was dat van een platte stad met veel palmbomen, super warm weer en vol mensen met kapsones. Maar dat bleek helemaal niet zo te zijn. Het klopt dat LA een autostad is. Het is lastig om ergens te komen zonder auto of rijbewijs. Zodra ik door LA reed veranderde mijn beeld van de stad. Het is niet één stad maar zo’n dertig stadjes die samen Los Angeles vormen. Dat was echt een verrassing.

Wat gaf jou het duwtje om in Los Angeles te blijven?
Ik ben naar LA verhuisd voor de kunst en mijn beroep als designer. Binnen enkele maanden kwam ik bij toeval terecht bij Shepard Fairey. Hij is een succesvolle Amerikaanse straatkunstenaar. Hij heeft me aangenomen als design directeur voor zijn kunstgalerie Subliminal.

Shepard Fairey is een grote naam in de wereld van de hedendaagse kunst. Hoe was dat om door hem aangenomen te worden, om voor hem te werken?
Het was bizar. Enkele jaren daarvoor zat ik nog op de kunstacademie waar ik over hem las in kunstboeken. Ik keek enorm tegen hem op en een paar jaar later zat ik bij hem aan tafel in Los Angeles. Binnen de kortste keren werkte ik voor hem. Shepard is creatief directeur van Obey Giant en Subliminal, en ik werk direct onder hem. Dat is een vreemde gewaarwording. Ik word nu vaak in zijn kamer geroepen om helpen te kiezen tussen het ene of het andere ontwerp, voor een werk waarmee hij bezig is. Hij kijkt en luistert altijd heel goed naar wat er om hem heen gebeurt. Hij staat open voor andere meningen en zijn kunst heeft een positieve invloed. Dat inspireert mij heel erg.

Je bent ook designer voor het merk OBEY Clothing. Wat is die typische LA look?
Dat is heel afhankelijk van de buurt. In Echo Park kleden mensen zich super casual: een hele goede vintage spijkerbroek, maar wel een oude spijkerbroek, met een clean T-shirt, gewoon blanco met een los grafisch elementje erop. Verder niet te hard je best doen. Dat is niet cool. Maar je kunt je eigenlijk niet kleden als “een LA persoon” want over welk van de vele culturen heb je het dan?

En tot welke cultuur behoor jij?
In het dagelijks leven werk ik in Echo Park, ben ik kunstenaar en luister ik naar punk en metal muziek. Straatkunst beïnvloedt mijn werk en ik ben wat alternatiever. Maar ik ga ook uit in Beverly Hills en dan draag ik chiquere kleding. Als ik naar een feestje ga in West Hollywood kleed ik me stoerder. Dat vind ik juist leuk aan deze stad, dat er zoveel verschillende culturen zijn.

Je werkt in de wereld van design. Is design belangrijk in Los Angeles?
Design en kunst is belangrijk voor de stad. Er is veel te zien en te doen in LA. Veel musea zijn gratis. Er is een jeugdige kunstcultuur. De graffitikunst is belangrijk en erg zichtbaar, het is een belangrijke uitingsvorm. Als je kijkt naar het werk van Shepard Fairey dan zie je dat hij talloze murals heeft gemaakt. Die zijn vaak uitgegroeid tot een hele beweging. Bij Studio Number One doe ik veel grafisch design voor lokale initiatieven. Dat betekent dat ik vaak in LA mijn posters, banners en murals zie. Op een gegeven moment ben jijzelf de maker van de cultuur in LA. Dat is een verantwoordelijkheid die je draagt. Dat moet je met respect doen voor de mensen die hier vandaan komen, de LA natives.

Wat is de grootste aanpassing die je hebt moeten doen toen je in LA kwam wonen?
Ik moest wennen aan de manier waarop mensen hier autorijden. Ze rijden als gekken en dan heb je ook nog eens die achtbaans snelwegen in de stad. Maar als je van de stad houdt, wil je in elke buurt zijn en dan moet je veel autorijden. De stad is een grit en via het wegennet kan ik overal snel zijn. Het maakt niet uit hoe ver een locatie ligt. De snelwegen zijn zo gebouwd dat je er gewoon opeens bent. Los Angeles is een hele toegankelijke stad, zolang je een auto hebt. En zolang je buiten de spits rijdt (lacht).

Zomer 2023

De zomer is in volle gang, de vakanties komen eraan, het is tijd om erop uit te trekken. Weg uit de grote stad, naar buiten, op zoek naar cultuur en onderweg lekker eten. Hier zijn wat tips voor de zomer van 2023.

Almere, Flevoland
Suburbia timmert al een tijdje aan de weg. Deze zomer komt deze toneelgroep uit Almere met maar liefst twee nieuwe toneelproducties die allebei te zien zijn op locatie in Almere.

We moeten iets met het landje
In deze verzonnen familiegeschiedenis maken een broer en een zus uit een welgestelde familie, ruzie om de erfenis: het landje. Het is een twist over de grote vragen van onze tijd: Hoe gaan we om met de aarde? Hoe leven we samen? Komen we er nog uit met elkaar? Kan natuur bestaan zonder de mens?
Van 12 t/m/ 29 juli, Den Uylpark, Almere.

Tom op de boerderij 
Dit liefdesdrama van de Frans-Canadese auteur Michel Marc Bouchard is voor het eerst in Nederland te zien, in Almere. Tom is in diepe rouw omdat zijn vriend is overleden. Aan de vooravond van de begrafenis maakt hij voor het eerst kennis met de familie van zijn vriend. In het beklemmende isolement van de boerderij waar de familie woont, ontvouwt zich een complex en gevaarlijk spel van strijd en geheimen.
Van 21 juni t/m 30 juli 2023, Stadsboerderij Almere.

Grou, Friesland
Een diner (je spreekt het uit als daainer) is een soort eettentje dat een kruising is tussen een wegrestaurant en een snackbar. Het komt oorspronkelijk uit de Verenigde Staten waar je ze vindt langs de autobanen. Oorspronkelijk zaten diners in uitgerangeerde treinrijtuigen en dat is in de VS vaak nog het geval. In Nederland kun je een echte diner vinden aan de A32, tussen Heerenveen en Leeuwarden, in het Friese plaatsje Grou. Eigenaar Bartele koos geen oude treinwagon maar een voormalig treinstationnetje. Hij heeft een tijd in Indonesië gewoond en dat kun je goed merken aan de menukaart. Naast burgers en hotdogs kun je smullen van Aziatische lekkernijen.
Bartele’s Diner, Stationsweg 37, Grou.

Eelde, Drenthe
Toneelgroep Jan Vos schuwt actuele maatschappelijke thema’s niet. Hun nieuwe project, WIND, is een komedie over de energietransitie. Het zit vol ongelukkige politieke keuzes met grote gevolgen voor de bewoners van een klein dorp waar eerst turf werd gestoken en daarna gas omhoog werd gepompt. De emoties lopen hoog op als de inwoners te horen krijgen dat op hun grondgebied een windmolenpark komt.
Van 6 juli t/m 22 juli, Kijkboerderij t Hoogeveld, Eelde.

Drouwen, Drenthe
Dit jaar vindt in de Drentse gemeente, Borger-Odoorn, de biënnale Into Nature plaats. Deze biënnale is één grote tentoonstelling in het Drentse landschap. Wandelend of fietsend kun je sculpturen, installaties, films, animaties en tekeningen van zo’n 15 internationaal vooraanstaande kunstenaar bekijken.
Van 29 juli t/m 29 oktober, Schoolstraat 10, Drouwen.

Luca Tichelman

Luca Tichelman maakt werk dat moeilijk te vangen is in één woord. Is het film, is het theater of is het video? Zij creëert als het ware een apart medium waarin ze een zoektocht laat zien. In een interview met Anke Verbeek vertelt Luca over deze zoektocht en legt ze uit hoe restricties haar vrijheid geven.

door Anke Verbeek

In jouw werk zie ik steeds identiteit als thema terugkomen. Waar komt die fascinatie vandaan?
De mens en diens zoektocht naar één “zelf” staat inderdaad vaak centraal in mijn werk- Wie ben je? Waar hoor je bij? Hoe maakbaar is onze identiteit? Ik probeer te laten zien dat de mens nooit slechts één identiteit kent (zoals de auteur Amin Maalouf beargumenteert in zijn boek, On Identity). Maar dat identiteit bestaat uit vele lagen en verschillende ‘personages’ die we al spelenderwijs kunnen ontdekken en afwisselen.

Je werk, LOOK A LIKE/LUC A LIKE, toont een zoektocht naar hoe jij eruit zou moeten zien. Ik ben benieuwd naar de uitkomst van die zoektocht. Hoe moet jij eruitzien?
Er is natuurlijk geen definitie van hoe Luca eruitziet. Wat Luca in LOOK A LIKE/LUC A LIKE definieert is de eindeloze zoektocht naar de verschillende uiterlijkheden. Het is een soort catalogus van allerlei personages die Luca probeert uit te beelden-“By imitating many others I may find a self“. Uiteraard zijn de referenties die Luca tot haar beschikking heeft wel beperkt. Voor dit werk maakte ik gebruik van mijn huis en kledingstukken van familieleden. Ik legde mijzelf een limiet op van het aantal beelden. Dat werd 300 beelden in twee weken. Ik heb vooraf bepaald hoeveel beelden ik per dag moest maken, dat er een beeldenserie in moest komen en een paar beelden waarop exact dezelfde handeling staat.

Hoe verloopt het creatieproces van jouw werken?
Tijdens het creatieproces vind ik het belangrijk een stevig kader te bieden dat dwingend is maar daarom juist ruimte biedt voor onverwachtse uitkomsten. In de video, THIS IS US A STORY OF THOSE, THEM, ME & WE, werkte ik samen met twee andere spelers. Vanuit uitgeschreven scenes creëerden we samen de mis-en-scene, dus de bewegingen en handelingen, tijdens de opnamedagen. Het leek op een theaterrepetitie waar we samen zochten naar verschillende vormen. De scenes zijn als een opvoering, in one-takes opgenomen.

Je werkt vanuit restricties. Op welke manier geven die jou de vrijheid die je nodig hebt voor het maken van een werk?
Video en film zijn een technisch medium, maar ik gebruik in mijn werk zo min mogelijk technische aspecten. Licht, geluid en cameravoering zijn vooraf bepaald en meestal minimaal. Dit soort beperkingen geven mij de vrijheid om met minimale middelen een magische, absurdistische wereld te creëren die hopelijk tot de verbeelding spreekt. Ik geloof in de poëtische kracht van beeld en probeer de humor te behouden in ernstige onderwerpen. Mij houden aan regels, zoals continuïteit of de 180 graden regel, is dan ook minder van belang dan een authentieke visuele wereld, script en spel. Door mijn ervaringen in het theater ben ik bewust van de verschillen tussen video en theater en geïntrigeerd door deze verschillen. Met mijn werk wil ik een vertelstructuur ontwikkelen die het concrete combineert met een artistieke vrijheid. Want hoe creëer je een zo helder mogelijk verhaal waarbij op beeldend niveau juist veel artistieke vrijheid ontstaat? Hoe zorg je ervoor dat de kijker geen ‘anything goes’ gevoel beleeft? Hoe zorg je ervoor dat de kunstzinnigheid van de video(s) het verhaal juist versterkt in plaats van belemmert? Waar ontmoeten de suspension of disbelief en artistieke verwondering elkaar?

Heb je dat altijd al willen onderzoeken, die combinatie van video en theater?
Nee dat is gaandeweg ontstaan. Ik ging naar de toneelacademie in Maastricht en begon daar aan de performance opleiding en met het maken van video’s. Na mijn afstuderen ben ik in Frankrijk meegegaan met een circus. Ik had een romantisch idee van die wereld vol theatraliteit, met clowns die overduidelijk een opgezette rol en emoties spelen. We weten dat het enorm is aangezet maar toch geven speler en kijker zich daaraan over. Dat laat ook wel zien hoe maakbaar dingen zijn. Pas toen ik film ging studeren aan KASK in Gent, werd het me duidelijk dat ik theater en film wil samenbrengen. Met mijn theaterachtergrond poog ik in mijn videowerk op interdisciplinaire wijze een vormelijke beeldtaal te combineren met een gelaagde psychologische binnenwereld van de personages en met existentiële vragen.

Waar zou je jouw werk het liefst zien: op de biënnale van Venetië, op een groot filmfestival, of tijdens een theatertour? Of alle drie?
Biënnale van Venetië, Woepwoep!

How to make an IMPAKT

Digitale kunst, online symposia of een virtueel feest, ze zijn sinds jaar en dag de gewoonste zaak van de wereld voor IMPAKT. Dit centrum voor mediacultuur biedt een platform voor kunstenaars die digitale kunst maken. Anke Verbeek sprak voor POM Magazine met IMPAKT directeur, Arjon Dunnewind en IMPAKT PR & Marketing, Michelle Franke.

door Anke Verbeek

Arjon, Michelle kunnen jullie uitleggen wat IMPAKT is?
IMPAKT richt zich op kunstenaars die digitale kunst maken. We bieden ze ondersteuning en een presentatieplatform. In het begin was IMPAKT alleen een festival, maar we zijn door de jaren heen steeds meer gaan doen. In 2018 zijn we verhuisd naar de Lange Nieuwstraat in Utrecht waar we een tentoonstellingsplek hebben. Daarmee is het programma dat we naast het jaarlijkse festival hebben, belangrijker geworden. We zijn uitgegroeid tot een centrum voor mediacultuur. Samen met kunstenaars, academici, journalisten en filosofen onderzoeken we op welke manier ontwikkelingen op het gebied van mediacultuur, onze maatschappij veranderen.

IMPAKT organiseert webprojecten en online exposities. Daarnaast hosten jullie lezingen en events. Hoe is het gelukt om in coronatijd nog zoveel naar buiten te brengen?
We zijn al in 2001 met de virtuele ruimte begonnen, met IMPAKT Online. Dat heeft zich doorontwikkeld in IMPAKT Channel waarop we virtuele dingen doen. In april 2021 zijn we  begonnen met IMPAKT TV. Dit is een online format dat dichter op de actualiteit van de dag zit. Door de coronamaatregelen zijn we nog intensiever bezig gegaan op IMPAKT Channel en met onze webprojecten.

Zijn er events omgezet van een fysiek format naar een online format?
Jazeker, maar niet door hetzelfde fysieke event gewoon via Zoom te laten verlopen. We hebben gekeken hoe we van een fysiek event, een nieuwe, digitale ervaring konden maken. Rondom een groot thema brengen we presentaties en kunstwerken op een interactieve manier samen. Bezoekers worden digitaal genavigeerd door onderwerpen en kunstwerken. Voor het IMPAKT Festival hebben we de festivalervaring online gebracht met het festivalportal. Daarmee kon de online bezoeker in verschillende ruimtes  van een virtueel gebouw rondlopen. In de virtuele bar kon je een digitaal drankje drinken en in de main room was de livestream te volgen. Tussendoor namen mensen je op de portal mee naar een soort IMPAKT TV, waar 24 uur iets te zien was. Hierdoor veranderde het festival in een marathonuitzending van 100 uur.

Zijn alle fysieke exposities te vertalen naar een online versie?
Dat varieert heel erg per geval. De festivaltentoonstelling Dreaming In Everywhen bijvoorbeeld, hadden we al geconcipieerd en vormgegeven voordat duidelijk werd dat we de rest van het festival helemaal online gingen doen. We hebben veel werken online gepresenteerd. Maar er was in de tentoonstelling ook een cilindervormige ruimte te zien die gevormd werd door doeken, die vanaf het plafond in de fysieke expositieruimte hingen. Daarbinnen was een bed waarop een borduurwerk lag met een reliëfachtig patroon. Het was onmogelijk om de ervaring van- op dat bed liggen met een koptelefoon en aanwezig zijn in die omsloten ruimte- naar iets digitaals te vertalen.

Biedt digitalisering andere mogelijkheden dan de fysieke presentatie?
Bij een traditioneel symposium zijn alle lezingen strak ingepland. Meestal kun je ze allemaal achterelkaar bijwonen, en soms heb je parallelsessies. Maar in het symposium, Radicalization By Design bijvoorbeeld, is de online bezoeker helemaal in-control en kun je navigeren door de vragen, onderwerpen en kunstwerken. Het publiek krijgt door het online format, de vrijheid om een eigen route te bepalen door de digitale content. We vragen vaak aan kunstenaars om iets nieuws te maken voor een online expositie. Het is niet een surrogaat van een fysieke expositie en vindt zijn waarde in de interactieve, online, niet-lineaire omgeving.

In de IMPAKT projecten zie ik dat kunstwerken, lezingen, essays en panels gecombineerd worden. Daar komen online formats ook nog eens bij. Zien jullie dat als een blijvertje na Covid?
Het oudste IMPAKT webproject hebben in 2016 gemaakt, ver voor Covid. Het was een manier om het IMPAKT festival van 2015 een soort after-life te geven. Digitale kunst is helemaal niet meer zo marginaal. Er is recent een digitaal kunstwerk verkocht voor miljoenen euro’s. Het spannende van online kunst is dat het digitaal is en dus door iedereen gekopieerd kan worden. Met de blockchain technologie kun je aantonen: fijn dat je een kopie hebt maar het leidt allemaal terug naar het origineel van mij, dus ik ben de eigenaar. Het gaat om de scheidslijn tussen enerzijds digitaal, reproduceerbaar en beschikbaar. En anderzijds, om het verlangen dat het kunstwerk uniek moet zijn en een vorm van tastbaarheid moet hebben. Dat is een interessant spanningsveld.

Heeft digitaal exposeren ook nadelen?
Het is belangrijk dat mensen zich vertrouwd voelen in het event wat je organiseert. Je moet ze activeren om zoveel mogelijk online actief en persoonlijk betrokken te zijn bij het event. Waarmee je trouwens onderling contact kunt creëren met mensen uit alle delen van de wereld. Afgelopen januari hebben we een virtual Bal Masqué georganiseerd in samenwerking met Media Art Lab Moskou. Op het bal waren online gasten aanwezig uit Nederland, Oostenrijk, Rusland en de Verenigde Staten van Amerika. Dat soort samenwerkingen zijn heel makkelijk online te organiseren. Hoe jammer het ook is dat we bepaalde dingen vanwege Corona fysiek niet meer kunnen doen, we werken nu in een stimulerende, nieuwe situatie waarin een hoop dingen niet meer moeten en een heel veel nieuwe dingen kunnen.

www.impakt.nl

Volgens Camilla Lonis is het sleutelwoord voor Los Angeles cultuur. Autocultuur, tatoeagecultuur, straatcultuur, muziekcultuur, geïmporteerde cultuur- die palmbomen maakten oorspronkelijk geen deel uit van het straatbeeld van Los Angeles. Camilla legt Klaartje Til uit wat Los Angeles zo bijzonder maakt.

door Klaartje Til

Bij Los Angeles zie ik voor me: glitter, glamour, Hollywood, showbizz en overal celebrities. Is dat ook echt zo?
Als je hier woont is het vrijwel onmogelijk om niet via-via in aanraking te komen met een beroemd persoon. De glitzy glamour Hollywood Hills lifestyle is zeker Los Angeles. Los Angeles heeft heel veel buurten en die verschillen allemaal van elkaar. Samen vormen ze Los Angeles. Echo Park en Silver Lake bijvoorbeeld zijn buurten waar je mensen op straat ziet lopen die volledig gekleed zijn in jaren 70 outfit. Dat is hun dagelijkse outfit. Rij je een stuk verder, dan kom je in een wijk vol Mexicaanse cultuur, daar eet men voornamelijk taco’s en overal zie je graffitikunst.

Wat merk je nog meer van de Mexicaanse invloeden in Los Angeles?
LA ligt dicht bij de Mexicaanse grens, je kunt zo naar Mexico, een prachtig land. Maar de grens met Mexico is ook een plek waar mensen opgepakt worden en worden vastgezet, omdat ze geprobeerd hebben illegaal Amerika binnen te komen. Omdat het dicht bij de grens ligt, heeft LA programma’s lopen waardoor mensen die hier illegaal zijn alsnog hier kunnen leven. Ze hebben geen papieren, geen social security number, maar kunnen dan wel een beroep doen op de gezondheidszorg. Zij kunnen bijvoorbeeld ook nog steeds hun rijbewijs halen.

Waar komt die solidariteit vandaan, denk je?
Een groot deel van de bevolking in LA heeft een Mexicaanse achtergrond. Je laat een stad slecht functioneren, als je niet een beetje meegevend bent.

Wat is de reputatie van Los Angeles binnen en buiten California?
Een stad waar iedereen in yoga kleding rondloopt, waar iedereen sterallures heeft, super arrogant is en waar verder 0,0 cultuur is. Mensen die hier op vakantie zijn bezoeken de bekende bezienswaardigheden. Ze gaan naar Hollywood Boulevard om de Walk of Fame te zien. Daar zijn ook heel veel zwervers. Ze zien het grote contrast tussen arm en rijk en dat is confronterend. Ze bezoeken Beverly Hills en zien daar de overdreven luxe en Rodeo Drive met zijn intense merkvertegenwoordiging. Maar dat zijn niet de dingen die LA maken.

En wat maakt LA dan? Hoe kan ik daarachter komen als ik ooit een bezoek breng aan Los Angeles?
Dan moet je heel Sunset Boulevard afgaan. Dat is een enorm lange straat die dwars door verschillende buurten loopt. Je start bij het strand, richting Hollywood. Je rijdt langs de Hollywood Walk of Fame en komt vervolgens in Los Feliz, een wat kalmer buurtje. Daarna kom je in de hipster buurten Silverlake en Echo Park en rij je door naar Down Town LA. Je pakt zo alle buurten mee. Ik rij soms die straat af puur voor de lol, want het is prachtig. Ik denk dat het ook belangrijk is om kennis te maken met East LA, dat is het oudste gedeelte van Los Angeles vol Mexicaanse cultuur. South LA is ook heel anders. Het is meer uitgestrekt, totaal niet toeristisch en boordevol cultuur. En natuurlijk is het strand belangrijk in Los Angeles. Ik hou heel erg van Malibu, waar je ook goed kunt hiken.

Hebben heel veel rappers het niet over het strand van Malibu?
Weet je, als je hier eenmaal woont kom je erachter dat over elk deel van LA gerapt wordt (lacht).

Waarom is juist rap zo groot in LA?
Veel beroemde rappers zijn hier opgegroeid. Misschien heeft het ook te maken met de gangcultuur in LA. Dat zijn niet een paar groepjes mensen die voor de lol gezellig ergens rondhangen. Zij opereren op hun eigen manier en daar zijn bepaalde regels voor. Het is een andere manier van opgroeien, het is wat groffer. Ik denk dat je dan ook meer creativiteit, vrijheid en de noodzaak voelt om jezelf te uiten. In LA gebeurt dat vaak met rap en graffiti.

Is Los Angeles een culinaire stad?
De eetcultuur is erg goed, maar je moet wel weten waar je moet zijn. Er zijn oneindig veel fantastische Mexicaanse restaurants. Verder zijn foodtrucks een belangrijk deel van de eetcultuur. Vaak zijn er food- en cocktailtrucks in straten waar ook al veel restaurants zijn. Je loopt dan op straat en haalt hier een food-fill, daar een taco en verderop een cocktail bij één van de trucks. Het is allemaal heel losjes. Er zijn ook uitersten want LA heeft heel veel super chique restaurants. Zij serveren daar kleinere porties en zijn prachtig aangekleed.

Hoe noem je een typische LA-er?
Een Angelino en een Angelina. Je moet ballen hebben om er eentje te zijn. Of je nou LA native bent, of je komt hier wonen, je moet je hard maken voor iets. Dat is natuurlijk in elke grote stad zo. Maar deze stad is meer uitgestrekt, je moet het zelf naar je zin maken. Als jij niet stevig in je schoenen staat, vind je je draai niet in LA. Ook al ben je hier geboren en getogen, dan nog moet je vechten voor waar je in gelooft. Angelino’s en Angelina’s hebben veel meegemaakt, zij schrikken nergens van terug. De sfeer die in LA hangt is echt elektrisch, er is hier zoveel te doen en er gebeurt hier zoveel.

Het klinkt als elektrisch, gepassioneerd en gemotiveerd.
Als je wat wilt bereiken in LA moet je keihard werken. Er is veel competitie. Uit alle delen van Amerika en de rest van de wereld komen mensen naar LA. Het is een mengelmoes van mensen die allemaal graag wat van zichzelf willen maken. Je moet carrière georiënteerd zijn en dan nog komen sommige mensen van een koude kermis thuis.

Waaraan merk je dat iemand uit LA komt?
Aan het respect voor de cultuur die hier al bestaat. Het gaat puur om de manier waarop men hier met elkaar omgaat. Ik zie vaak bij mensen die hier net zijn dat ze anders spreken tegen zwervers en daklozen. Ze hebben ook minder respect voor het feit dat mensen hier bewapend kunnen zijn. Angelino’s en Angelina’s erkennen dat er een cultuur is waarin respect afdwingen belangrijk is. Dat uit zich in heel genuanceerd gedrag, dat je uit respect aan elkaar toont.

Kunstbunker Berlijn

Toen de Pools-Duitse media ondernemer Christian Boros in 2003 de Reichsbahn bunker in de Reinhardtstraße in Berlin Mitte kocht was het verre van geschikt voor kunsttentoonstellingen. Het had tot die tijd ook al diverse functies vervuld. De bunker stamt uit 1942 en maakte onderdeel uit van het bouwplan dat Berlijn moest omturnen tot de wereldhoofdstad Germania. Na de val van Berlijn in 1945 werd het gebouw gebruikt door de Sovjets als gevangenis voor Duitse krijgsgevangenen om vervolgens te dienen als opslagruimte voor zuidvruchten. Hieraan heeft het de bijnaam ‘Bananen Bunker’ te danken. Sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw vervult de bunker diverse functies waaronder technopodium, toneelpodium en nu dus tentoonstellingsruimte.

Het kunstverzamelaarsechtpaar Christian en Karen Boros was zich bewust van het feit dat het vijf verdiepingen hoge blok beton met 120 kamertjes niks weg had van een traditioneel museumgebouw. Zij deden daar hun voordeel mee. Ze lieten de 120 kamertjes ombouwen tot 80 ruimtes die elk variëren in hoogte en omvang en er kwam een zesde etage op het dak. Zij transformeerden die tot penthouse waar het gezin Boros sindsdien woont. Verwacht geen ruime lichte museumruimte, maar dat was ook niet de bedoeling van het echtpaar. De collectie van Karen en Christian is divers, zowel in formaat als in uitvoering. Verschillende werken in één ruimte zou het effect van een individueel werk teniet doen. De losse ruimtes bieden de mogelijkheid om elk werk een eigen omgeving te bieden waarin het tot zijn recht komt.

De Boros collectie bestaat uit werken van kunstenaars die geboren zijn in Berlijn of afkomstig uit andere delen van de wereld maar wonen en werken in Berlijn. Het merendeel van de werken stamt uit de jaren negentig van de vorige eeuw tot en met nu. De collectie bevat natuurlijk veel werken van Duitse kunstenaars, zoals foto’s van Wolfgang Tillmans en Thomas Ruff en schilderijen van Thomas Scheibitz, Florian Meisenberg en Thomas Zipp. Maar ook werken van buitenlandse kunstenaars. De mechanische boominstallaties van de Chinese Ai Weiwei zijn opgenomen in de collectie en zijn te zien in de huidige tentoonstelling, evenals werken van de Deense Olafur Eliasson. De Zweedse Klara Lidén en de Poolse Alicja Kwade tonen in de huidige tentoonstelling alledaagse voorwerpen die zodanig vervormd en opgesteld zijn dat ze communiceren met de ruimte waarin ze te zien zijn.

Sinds 2008 staan de zware metalen deuren open voor het publiek om een tentoonstelling te bezoeken. Het gebouw verhult niets, de sporen uit het verleden zijn als littekens her en der in de muren gekerfd. Verrassend genoeg komt dit de collectie ten goede omdat het veel conceptuele kunstwerken bevat waar het idee achter een werk een belangrijke rol speelt. De getoonde conceptuele kunstwerken zijn van deze tijd en communiceren de ontwikkelingen die de afgelopen drie decennia in de Westerse wereld hebben plaatsgevonden. De functionele omgeving van de bunker wordt gebruikt om de ideeën achter deze werken te versterken. Je hebt ook het idee dat je op bezoek bent in een woonhuis waarin toevallig veel kunst is. Het trappenhuis dat de bezoeker voert naar de vijf etages waar de kunstwerken opgesteld staan, is ook het trappenhuis dat het gezin Boros brengt naar hun woonhuis op de zesde etage. Wanneer jij de trap naar boven neemt om bijvoorbeeld de koperen bel van Thomas Zipp te bekijken zou je Christian of Karen Boros tegen kunnen komen op weg naar buiten om vervolgens gauw wat boodschapjes te doen in de buurtsupermarkt. Op hun beurt horen Christian en Karen in hun huiskamer weer het geroezemoes van de bezoekers en de geluiden van de kunstwerken. Want veel werken maken geluiden. Het zijn installaties die kraken en piepen, of elektronische tonen uitstoten.

Een bezoek aan een tentoonstelling in de kunstbunker is een bijzondere gebeurtenis. Je bent niet een bezoeker, maar een gast. Eén van de twaalf gasten om precies te zijn, want vanwege brandveiligheidsregels mogen er maximaal twaalf mensen tegelijkertijd in de tentoonstellingsruimtes aanwezig zijn. Als je de kunstbunker wilt bezoeken moet je jezelf opgeven via de website voor een anderhalf uur durende rondleiding. Voordat de tour begint stelt iedereen zich aan elkaar voor en vertelt een beetje over zichzelf. Bezoekers zijn gemotiveerd en kritisch en de gids is nieuwsgierig naar de inzichten van de deelnemers bij het zien van een kunstwerk. Ondanks de kleine ruimtes en de beperkte capaciteit om een groot aantal bezoekers te ontvangen blijkt de bunker onwaarschijnlijk geschikt als kunstmuseum. De functionaliteit van het gebouw versterkt de getoonde werken. De persoonlijke rondleiding waarin dialoog een centrale rol speelt, maakt een tentoonstellingsbezoek een bijzondere gebeurtenis.
www.sammlung-boros.de

Foto en tekst: Polly Parker

Kunst, geen scheikunde

Een interview met Inge Aanstoot ontaardt al snel in een maalstroom van associaties die je in een fractie van een seconde mijlenver van de gestelde vraag voeren. Gedachten kronkelen oneindig voort en voor je het weet ben je – met oneindig veel plezier – drie uur verder en zijn je vragen eigenlijk nog niet eens aan bod gekomen, laat staan beantwoord. Wie de schilderijen van Inge kent, zal dit niet verbazen. Al sinds haar afstuderen in 2009 worden haar doeken omschreven als ongebreidelde associaties waarvan zij geleidelijk steeds meer de dirigent geworden is. Samen met Thierry Reniers blikt Inge terug op haar ontwikkeling als beeldend kunstenaar en vertelt ze over haar uitdagingen voor de komende zes jaar.

Hoe heb je de periode sinds je afstuderen ervaren?

Inge Aanstoot-The Young Artist (2014)
Inge Aanstoot-The Young Artist (2014)

‘Op de academie had ik nog niets geleerd over wat er als kunstenaar op je afkomt. Dat is ook best fijn. Voor de eerste solo bij Vonkel had ik gewoon al werk klaar staan. Er werd nog helemaal niet aan me getrokken. Dat veranderde toen ik steeds vaker de vraag kreeg of ik voor die-en-die beurs werk beschikbaar had. Gelukkig vaar ik wel bij deadlines en kan ik soms best een nachtje doortrekken, maar als je ook drie dagen in de week bij De Tuinen werkt blijft er weinig ruimte in je hoofd over om inhoudelijk stappen te kunnen zetten. Elke beginnend kunstenaar loopt hier natuurlijk tegenaan, maar het is fijn dat ik me nu helemaal op de kunst kan richten. Frustraties over het proces kunnen overigens ook leiden tot heel goede resultaten. ‘The Young Artist’ is bijvoorbeeld zo’n frustratie-explosie en gaat over de worsteling die je als kunstenaar doormaakt. Hierdoor is het een heel atypisch werk geworden, ook wel een sleuteldoek eigenlijk.

Kun je iets vertellen over je zogenaamde sleuteldoeken?
‘Lang was ‘Fever Pitch’ het sleuteldoek, hoewel dat op een heel andere manier tot stand gekomen is. Na een periode waarin ik juist veel tijd had om maar wat aan te klooien, werd ik gevraagd om een werk te maken voor een expositie bij TENT en dat gaf een positieve ‘boost’. Terugkijkend zie ik dat sleuteldoeken steeds ontstaan als er iets wezenlijks in mijn leven verandert. ‘Caught In the Act’ ontstond bijvoorbeeld toen ik me veel meer in kunstenaarsinitiatieven en atelierpanden ging mengen en er ‘getouwtrek’ over mijn werk ontstond tussen Galerie Jaap Sleper en Vonkel. Het schilderij gaat deels over mijn eigen positiebepaling. In de afgelopen zes jaar heb ik vooral geleerd om tegen autoriteiten als museumdirecteuren en galeriehouders te durven zeggen wat ik vind en hoe ik het graag wil hebben. Wat daarbij helpt, is dat ik inmiddels zelf ook beter weet waar ik het over heb.’

Inge Aanstoot-Caught in the act (2012)
Inge Aanstoot-Caught in the act (2012)

Hoe is je persoonlijke ontwikkeling verder in je werk terug te zien?
‘Verhalenvertellers’ (2010), ‘Land’s End’ (2009) of ‘Pomegranates’ (2009) staan bol van de associaties en ik kan van elk element zeggen wat het betekent of waarom het staat waar het staat. ‘Gamma Delta’ (2015) en ‘Sabi’ (2015) zijn voor mijn doen daarentegen heel lege schilderijen en ik mag die nu ook maken van mezelf. Ik hoef niet meer alles wat ik zie of denk in één schilderij te stoppen. Tegelijkertijd hoeft voor mij niet langer alles in een schilderij over hetzelfde thema te gaan. Ik ben me er ook meer van bewust dat wat ik op een doek smijt, hoe dan ook gezien wordt als een statement. Als ik een vogel met een steigerpijp in zijn kont schilder, wordt dat per definitie als symboliek gezien, alleen maar omdat ik het heb geschilderd. Ik voel niet meer zo de verplichting om alles te moeten verklaren. Het is kunst, geen scheikunde. Bovendien is het een beetje zoals wanneer je op een feestje net het einde van een verhaal niet hoort. Dat verhaal blijft voor altijd spannend. Op eenzelfde manier wil ik dat mijn doeken een spannende relatie met mijn gedachten aangaan. Ik wil niet louter de illustrator van mijn ideeën zijn. Daarom ben ik ook geen puur politiek geëngageerd kunstenaar. Ik heb heus wel meningen over politiek, maar ik vind het niet zo interessant om die één op één in een schilderij te verwerken. Schilderkunst is daar voor mij gewoon niet het medium voor.’

Waar is beeldende kunst in jouw optiek dan wel een geschikt medium voor?
‘Met beeldende kunst kun je veel meer doen dan alleen een mening geven of een stelling innemen. Je zaait iets, zet mensen ertoe aan zelf hun gedachten op te maken. Ik wil graag open vragen stellen, zodat de toeschouwer zelf tot antwoorden of tot nieuwe vragen kan komen. Als ik in het Rijksmuseum voor het huwelijksportret van Frans Hals zou staan en Frans Hals zou daar zelf zijn om een toelichting te geven, dan zou ik hem niet vragen wie hij nou precies heeft geportretteerd. Het gaat mij erom dat hij me aan het denken zet op manieren die veel verder gaan dan de pure afbeelding. Ik wil het juist over deze ‘metadingen’ hebben.’

Kun je stellen dat je vrijer bent geworden in de manier waarop je een schilderij maakt?
‘Over sommige dingen ben ik meer gaan nadenken, over andere minder. Over het precieze hoe en waarom ik elementen in een doek stop een stuk minder bijvoorbeeld. Soms is het gewoon ook te veelomvattend. In ‘On Rites’ ligt bijvoorbeeld een dode zeehondenpuppy met wormen die uit zijn kop komen. Dit is een beeld dat regelrecht uit een documentaire van David Attenborough komt. Ik kijk elke avond voor het slapen gaan naar zijn documentaires, omdat ik het interessant vind om te zien wat de natuur aan fascinerends voortbrengt. Daarnaast is zo’n zeehondenkop in combinatie met krioelende wormen en zeesterren ook nog eens een heel esthetisch beeld. Maar in een groter plaatje vind ik het stuitend dat mensen liever gaan winkelen dan dat ze zich verdiepen in de natuur, dat ze hun kinderen meenemen naar de dierentuin, maar niet de bordjes lezen en ook nog eens amper naar de beesten kijken. Het schilderij gaat over al die dingen. In mijn inhoudelijke keuzes ben ik dus wel vrijer geworden. Toch ben ik me ook meer bewust van de reacties op wat ik doe. Bij mijn eerste werken vroeg iedereen bijvoorbeeld waarom ik met zoveel druipers schilderde. Dat deed ik niet bewust, het was inherent aan de vele lagen verdunde acryl die ik gebruikte. Voor mij waren die niet zo aanwezig, maar mensen moeten het natuurlijk niet alleen over die druipers gaan hebben. Hetzelfde met al die witte mensen die op lijken schenen te lijken. Als één persoon die associatie heeft, trek ik me daar weinig van aan. Als teveel mensen die hebben, vind ik dat wel een reden om me af te vragen waarom ik mensen zo in beeld breng. Het moet immers ook geen trucje worden. Zoals een vriend van me weleens gekscherend zei: ‘Het werk van Inge, dat is een zooitje planten, dode beesten en een wijf met een vinger in haar kut.’ Ik laat inderdaad bewust bepaalde elementen in mijn werk terugkomen, maar wil wel dat elk nieuw werk iets toevoegt en dat ik daarin zelf stappen zet. Daarom oefen ik ook heel veel op kleine schilderijtjes, die bijna allemaal mislukken. Waarom kan ik dat nu niet, terwijl ik doeken van twee bij drie meter zonder enige moeite voor elkaar krijg? Dat zijn uitdagingen die ik mezelf stel.’

Wat zijn verder de opvallendste veranderingen in je werk?
‘De gezichten in mijn werk zijn uiteindelijk realistischer geworden. Mijn werk is in zijn totaliteit ook meer in evenwicht, vind ik, doordat ik duidelijkere keuzes maak. Daarnaast schroom ik minder om beelden te ‘jatten’. Waarom zou ik zelf moeten gaan bedenken hoe een dode zeehond erbij ligt, als een documentaire dat veel beter in beeld kan brengen? Zolang het past binnen wat ik wil overbrengen en binnen mijn manier van werken, vind ik dat ik ook werk van andere kunstenaars in mijn schilderijen mag integreren. In ‘Caught In the Act’ is bijvoorbeeld in de achtergrond mijn versie te zien van ‘Mr and Mrs Clark and Percy’ van David Hockney. Verder heb ik in dit doek een onderkant van een poster van Egon Schiele verwerkt en een half verfrommelde tekening van Leopold Rabus. Mijn werk gaat onder andere over hoe beelden en informatiestromen ons overspoelen en beïnvloeden, waarom zou ik me dan schuldig voelen om die beelden onderdeel te maken van mijn schilderijen? Het gekke is dat deze vrijheden er soms ook toe leiden dat ik juist minder aan mijn doeken toevoeg. De helft van ‘Gamma Delta’ wordt nu gevormd door een mintgroene muur en dat is eigenlijk spannender dan wanneer de achtergrond helemaal zou zijn ingevuld, zoals ik eigenlijk van plan was. Ook technische afwegingen gaan een grotere rol spelen. In ‘Sabi’ heb ik er bijvoorbeeld voor gekozen om de voet van de rechterpersoon onaf te laten en toch valt bijna niemand dat direct op.

Inge Aanstoot-Gamma Delta (2015)
Inge Aanstoot-Gamma Delta (2015)

Waar denk je dat je werk heengaat?
‘Ik merk dat er meer ruimte voor abstractie ontstaat, ook al denk ik niet dat ik ooit alleen maar vlekken en stroken zal gaan schilderen. Daarnaast ligt voor mijn gevoel de weg vrij om met andere formaten te gaan experimenteren of me toe te gaan leggen op andere media, zoals sculpturen of performances. Hoe concreter het idee wordt die je wilt uitdragen, hoe meer mogelijkheden er lijken te zijn om die te verbeelden. Schilderen ligt me natuurlijk en ik zou ook best tot het einde der dagen planten, beesten en wijven kunnen blijven schilderen. En af en toe een man. Maar naarmate mijn concept duidelijker wordt, is het misschien logischer om ook andere media te gebruiken. Ik ben niet echt een type dat een paar houten kratten in een weiland zet en er dan een tekst bij plaatst. Toch zie ik me in de toekomst wel combinaties van schilderijen en ruimtelijk werk maken. Alles wat comfortabel is, kan je immers ook beperken. Als ik merk dat schilderen alleen te comfortabel wordt, zou ik wel willen gaan verbreden.’

Wat is je uitdaging voor de komende zes jaar?
‘Ik hoop zo zelfkritisch te blijven dat ik over zes jaar toch niet die kunstenaar blijk te zijn die lekker makkelijk is blijven schilderen. Een vastomlijnd plan om dat te voorkomen heb ik echter niet. Mijn ervaring is dat het zich wel aandient. Maar als morgen Thom Puckey me belt en zegt ‘Ik ga jou eens leren om een marmeren beeld te maken’, dan zeg ik: ‘kom maar door.’

Je het ervoor gekozen om na de Willem de Kooning Academie geen vervolgopleiding te gaan doen. Overweeg je dat nog?
‘Ik heb na de academie wel geïnformeerd of dat iets voor me zou zijn, maar ze vonden me met 21 toen nog te jong. Op het moment dat ik vorig jaar met mijn bijbaan stopte, heb ik er opnieuw veel over nagedacht. Een masteropleiding levert je immers veel nuttige contacten op en je bent daarnaast ook omringd door gelijkgestemden met wie je lekker kunt bekvechten. Door hoe ik mijn leven en werk heb ingericht, heb ik die mogelijkheid echter nu ook. Het gevaar dat verder op de loer ligt, is dat docenten toch hun ‘legacy’ mee willen geven aan hun pupillen. Logisch, maar ik zie ook vaak een te grote kloof tussen docenten en de nieuwe generatie kunstenaars. Als ik een master zou gaan doen, ben ik ook bang dat ik me gedwongen zou voelen om te snel stappen te zetten. Ik heb nu de vrijheid om dat meer tijd te geven en dat is eigenlijk heel fijn. Op korte termijn ga ik het dus zeker niet doen, maar als ik op een punt zou komen dat ik echt niet meer weet hoe ik verder moet, blijft het een overweging. Hoewel ik dan misschien eerder een goede cursus keramiek zou gaan volgen om nieuwe impulsen te krijgen. Of misschien een masterclass tekenen.’

Tekst:Thierry Reniers
Fotografie: Jasmijn Schrofer

Verlichtende ziel?

Tijdens het Amsterdam Light Festival van afgelopen winter, stond op het Amsterdamse Mr. Visserplein een bijzonder soort straatverlichting: Translucent. Op het eerste oog een doodnormale lantaarnpaal, maar wel één met een eigen lichtbron. Een licht-in-een-licht dat reageert op alles wat er in de omgeving gebeurt. Translucent is geboren uit het brein en de vindingrijkheid van kunstenaars, wetenschappers en informatica engineers. POM Magazine’s Thierry Reniers sprak met de projectleider en beeldend kunstenaar Verena Hall over de illusie van een ziel.

Translucent is een interactief stuk straatverlichting. Wat zien toeschouwers als ze er langslopen?
Translucent is op het eerste gezicht een lantaarnpaal zoals alle andere. Gewone lantaarnpalen gaan in één keer branden tijdens de schemering. Translucent niet. Zodra het donker wordt, zweeft er een licht van beneden naar boven. Hierdoor lijkt het dat de lamp wordt ontstoken. Een knipoog naar de lampopstekers van vroeger. We wilden dat voorbijgangers een band zouden gaan opbouwen met het licht dat in de lamp leeft.

Hoe hebben jullie dat weten te realiseren?
We hebben bestudeerd wanneer en hoe mensen een band opbouwen met iets of iemand. Het sleutelwoord bleek interactie. Samen met twee andere beeldend kunstenaars en twee technische informaticaspecialisten hebben we zo geprogrammeerd dat, zodra je in de buurt van Translucent komt, het licht naar je toezweeft en als een vuurvliegje met je mee beweegt wanneer je om de paal heen loopt. Translucent reageert op de hoeveelheid aandacht die het krijgt; hoe meer mensen ernaar toekomen, hoe groter het licht wordt. We hebben het licht in Translucent bepaalde menselijke trekjes gegeven. Als de omgeving druk en onrustig is, wordt het licht zelf ook drukker en verstopt het zich even.

Waar kwam de input voor die menselijke trekken vandaan?
We hebben o.a. naar Disney Pixar gekeken en we hebben ‘smilies’ als uitgangspunt genomen omdat die heel rake, gecomprimeerde emoties vertolken.

Hoe reageren mensen op Translucent?
Mensen zijn vooral heel verrast dat een gewone lantaarnpaal ineens tot leven komt. Ik hoop natuurlijk dat mensen straks na het uitgaan nog even Translucent bezoeken en anderen meenemen zodat zij het ook kunnen ontdekken.

Heb je het voortdurend bewegende licht stiekem al een naam gegeven?
Ja, haar bijnaam is Lucy. Met de officiële naam Translucent suggereren we dat er in elke lantaarnpaal een licht woont. Alleen, bij Translucent kun je het licht zien omdat de lantaarnpaal doorschijnend is. Zo is het toch een beetje een sprookje. Ik zou het heel cool vinden als er heel subtiel, meer levende lantaarnpalen in Amsterdam zouden opduiken. Alsof er iets magisch gebeurt in de stad, met steeds meer doorzichtige lantaarns. Misschien wel in verschillende kleuren.

In hoeverre vind jij bezieling van objecten eigenlijk haalbaar?
Ik denk dat het kan, als we het tenminste definiëren als een gevoel van bezieling. Volgens mij houden mensen zichzelf expres voor de gek en vinden ze dat fijn. Je ziet het bijvoorbeeld bij talismans. Mensen weten wel dat er niet echt een ziel in zo’n steentje zit, maar ze krijgen een goed gevoel door te denken dat de steen hen iets bijzonders geeft.

Jullie Lucy gaat dus nooit echt een ziel krijgen?
Nee. Ik ben daarin super nuchter, maar ik vind illusies prachtig. Ik vind het heerlijk om mezelf voor de gek te houden en er helemaal in op te gaan. Ieder jaar doe ik alsof Sinterklaas bestaat en dat vind ik fantastisch, ook al weet ik dat het niet zo is. Dat maakt niet uit, als het werkt, werkt het toch? Ik denk dat we in onze harde, snelle wereld best vaker mogen fantaseren en dromen.

Waarom vind je dat belangrijk?
Sprookjes en magie en fantasieën halen iets in je naar boven dat feiten en harde waarheden niet kunnen. Wat dat precies is, weet ik niet. Toen ik als kind door het sprookjesbos in de Efteling liep – of nog steeds eigenlijk- voelde ik kriebeltjes van spanning alsof er elk moment iets kon gebeuren. Het is moeilijk te omschrijven, maar ik denk dat iedereen dat wel eens ervaren heeft.

Hoe zou de wereld er uitzien als er meer ruimte zou komen voor verwondering?
Ik denk dat de wereld speelser zou worden en dat mensen wat vaker zouden kunnen dromen, ook vaker even stil zouden staan. Ik denk dat je namelijk wel stil moet staan om verwondering toe te kunnen laten. En volgens mij is dat heel gezond. Als kunst daarbij kan helpen, vind ik dat een heel mooie functie.

Fotografie: Janus van den Eijnden

De man achter de afdruk

Maak kennis met de man die zijn werk beschrijft als experimenten die een afdruk achter laten. Wim Warrink groeide op in Drenthe, in een dorpje vlakbij Emmen. “Een jeugd vol met jongensdingen”, zo vertelt hij. Met vrienden uit het dorp ging hij in zijn vrije tijd hutten bouwen, crossbanen aanleggen en oorlogje spelen in het bos. “Dat soort dingen deden we allemaal”, legt hij uit.

Zijn vrienden doen nu compleet andere dingen. De één is slager, de ander werkt in de bouw en weer een andere vriend is in hart en nieren, boer. Zijn vrienden begrijpen vaak niet wat hij aan het doen is, maar zij zorgen er wel voor dat hij projecten aan durft, omdat hij weet dat hij er niet alleen voor staat. “Als ik hun hulp nodig heb, helpen ze mij met advies, mentale steun of met fysieke arbeid”, vertelt hij. Ook in Groningen en Friesland heb ik fijne mensen om me heen die me het vertrouwen geven grote projecten aan te gaan.

Portretschraper, 2013

Na een opleiding elektrotechniek in Emmen ging Wim in 2006 verder met een opleiding industrieel productontwerp in Leeuwarden. Hij vond in 2011 uiteindelijk zijn plek bij de kunstacademie Minerva in Groningen waar hij in 2015 de Klaas Dijkstra Academieprijs won. Een bezoek aan een tentoonstelling van het Gentse museum voor hedendaagse kunst, SMAK, was voor Wim een eyeopener. Daar zag hij in een statige museumzaal blokken hout hangen, gebundeld in een touw aan een muur, en zag hij overal stukken biels op de grond liggen. “Ik keek daarnaar en dacht, jeetje wat gaaf eigenlijk, is dit ook kunst?”, vertelt Wim, “en op het moment dat ik dát besefte, was ik om – ik wist niet dat zoiets mocht. Ik had tot dan toe nog een hele klassieke opvatting van kunst.”

En zo begon het allemaal. Enkele jaren later maakte Wim installaties waarin mechanische- en menselijk kracht samenkomen. In zijn werk, Blikkenleger (2014), worden grote verfblikken leeggeschoten. Een projectiel wordt daarbij op de achterkant van het verfblik afgevuurd waardoor de verf uit het blik schiet.

Blikkenleger, 2014

In het werk de portretschraper (2013) probeert Wim een metaalplaat met het profiel aanzicht van Galileo door een homp klei te duwen. Het portret, de verfafdrukken, de metaalplaat, de machineconstructie, de leeg geknalde verfblikken- het zijn allemaal onderdelen die zijn kunstobjecten tot een evenwichtig geheel maken. Voor zijn nieuwste project maakte Wim lichtobjecten waarbij de hoofdrol niet weggelegd is voor mechanische kracht, maar voor compositie en verbondenheid tussen de diverse onderdelen. Hoe deze lichtobjecten tot stand zijn gekomen kun je lezen in het artikel Spiritualiteit? Welnee!. Tot 31 maart zijn zeven lichtobjecten van Wim te zien in de expositie Technisch Licht, in het Groninger Forum aan de Oude Boteringestraat in Groningen.

Tekst: Wim Warrink
Fotografie: Mente Warrink (Portret), Joyce Ter Weele (Blikkenleger), Tijmen van Dijk (Portretschraper)

Abonneer op onze nieuwsbrief

Door verder gebruik te maken van deze website gaat u automatisch akkoord met het plaatsen van cookies. Meer informatie Dit bericht verbergen