POM Magazine

POM Magazine, Magazine voor Stijl & Cultuur

POM Magazine

Koken volgens KISS

Vanaf deze maand start POM Magazine met de nieuw serie Het Gerecht. In deze reeks vertelt een restauranteigenaar over zijn of haar favoriete gerecht. Soms is dat een gerecht op de kaart dat verbonden is met het ontstaan van het restaurant, soms is het een gerecht met een sterke jeugdherinnering en soms is het een gerecht dat de filosofie van het restaurant in één hap samenvat. In de primeur van deze serie sprak Anne van der Heiden met Remco Bras Verschoor, eigenaar van de vegetarisch/biologische lunchroom Baklust in Den Haag. In een interview met Anne vertelt Remco over een bijzondere risotto en legt hij uit wat rockmuziek met zijn gerecht te maken heeft.

Allereerst: wat is Baklust?
Baklust is… rebels. Het is geen franchise van een grote keten, niet alle tafels zijn hetzelfde, het is niet strak. Juist die imperfecties dragen bij aan het huiskamergevoel, net als de manier waarop we met onze klanten omgaan. De kaart is klein maar doordacht: vrijwel alles is in een handomdraai aan te passen voor veganisten of mensen die glutenvrij eten. Ik heb veel in het buitenland gewerkt en kan zo kwaad worden van die Nederlandse houding ten opzichte van horeca. In Frankrijk is ‘garçon’ een respectabele baan, hier is het meer een bijbaantje waarvoor je alleen maar een cursusje melk opschuimen hoeft te volgen. Horeca is een echt vak en dat zie je bij ons terug. Geen anonimiteit en onverschilligheid: onze klanten praten met elkaar, ook als ze elkaar niet kennen.

Waarom vegetarisch?
Baklust was al vegetarisch, ik ook. Daarom wilde ik het juist overnemen. Ik ben echt geen evangelist die iedereen wil bekeren, vleeseters zijn hier van harte welkom, maar ik wil hen wel wat leren. Al moet ik 10 keer per dag uitleggen wat seitan is! Ik wil mensen verrassen met de rijkdom van de vegetarische keuken. Niet op de vleesbakkers manier met salade geitenkaas en broodje mozzarella. We hebben wel geitenkaas en mozzarella in het menu verwerkt, omdat die ingrediënten herkenbaar zijn voor de vleeseters en instap-vegetariërs die hier ook komen. Die kiezen vaak eerst veilig. Maar als dat bevalt…. durven ze de keer daarna misschien wel onbekender terrein aan.
En dan heb ik het niet over dat trendy visuele gedoe met schuimpje van dit en cappuccino van dat op je bord: leuk hoor, maar het gaat toch om de smaak! Meer dan 3 smaken per gerecht is trouwens zinloos, die proef je toch niet. Ik kook volgens mijn favoriete band aller tijden, KISS. Oftewel: Keep It Simple Stupid.

Wat is jouw ultieme gerecht en waarom?
De quinoa salade. Allereerst omdat het helemaal volgens mijn KISS principe is, zoet, zuur en zout zijn perfect in balans. Het heeft alles wat een salade moet hebben. En het gerecht is echt gegroeid, het heeft een verhaal.
Ik kijk veel BBC: voor het programma ‘Kew on a Plate’ heeft chef Raymond Blanc een heel jaar lang een moestuin gehad in Kew gardens. Met de oogst uit de tuin heeft hij volgens het seizoen gekookt. Het bijbehorende kookboek is mijn absolute favoriet. Eén van de gerechten daarin is een risotto met gerst en worteltjes. Geweldig lekker, maar niet praktisch voor bij ons in de lunchroom: het duurt veel te lang om te maken. Maar ik wilde het zo graag op de kaart, dat ik ermee ben gaan spelen. Allereerst heb ik in plaats van de gerst, quinoa gebruikt. Saillant detail is dat ik eigenlijk niet van quinoa hield, ik vond het een beetje zeepachtig. Maar door de quinoa in het kookvocht van de wortels te koken, krijgt de quinoa een heerlijk zoetje. De dressing voor de Caesar salade die al op kaart stond bleek hier perfect bij te passen. Tot slot kwamen de polenta croutons er nog bij voor de zout-ervaring. Daar ben ik de hier zo populaire Israëlische chef Ottolenghi dankbaar voor, dat hij eindelijk Nederland aan de polenta heeft gekregen. Supervoedsel wat mij betreft: simpel, lekker en verrassend.
Het eindresultaat staat niet voor niets bij het rijtje salades op ons menu. Onderaan, want de laatste onthoud je het beste en iedereen moet hem gewoon proberen. Met brood en boter erbij hè, zoals het hoort bij een maaltijdsalade. Salade zonder brood is zo Hollands.

Interview en tekst: Anne van der Heiden
Foto: Jasmijn Schrofer

Filmmaker in Brussel: Jip Heijenga

Voor POM Magazine sprak de Nederlandse danser en filmmaker Jip Heijenga (1993) met Klaartje Til over de stad Brussel. Jip ging na haar dansopleiding aan Artez in Arnhem, naar Rotterdam voor een aantal dansprojecten om vervolgens in Brussel te belanden. Ondertussen woont ze al meer dan drie jaar in de Belgische hoofdstad.

Nadat Jip in 2014 haar opleiding aan de dansacademie had afgerond, werkte ze een jaar als danseres. Ze besloot om film te gaan studeren en ging op zoek naar een filmopleiding in steden buiten Nederland. Al snel kwam ze uit bij Brussel, want daar is een Nederlandstalige kunstacademie, LUCA school of arts. Jip’s afstudeerfilm, Love Rat, was afgelopen oktober genomineerd voor de competitie van Belgische studentenfilms op het internationale Film Festival Gent en was begin december te zien zien op het Kort Film Festival in Leuven. “Mijn film, Love Rat, is een in fictie gegoten documentaire over monogamie. Hoe monogamie vroeger was en nu, in deze tijd. Ik merk dat monogamie iets is waar jonge mensen veel mee bezig zijn”, zo vertelde Jip aan POM Magazine interviewer Klaartje Til. Toen Klaartje opmerkte dat, van een bezoek aan Brussel vooral de grauwe kant van de stad haar is bijgebleven, kon Jip dat goed begrijpen. “Ik snap wel dat de eerste indruk van Brussel een beetje duister kan zijn, maar ik hou daar ook wel van. Misschien dat ik me daarom hier heel erg thuis voel”, aldus Jip Heijenga in een interview met Klaartje Til. Jip’s kijk op Brussel is nu te lezen in het artikel Brussel: een stad met vele gezichten.

Fotografie: Jip Heijenga

Nieuw Circus

Al generaties lang spreekt het circus tot de verbeelding. In de loop van de tijd heeft het circus een groei doorgemaakt en anno 2016 is er een hoop aan de hand binnen de circuswereld. Sommige circustenten worden voorgoed opgerold, terwijl overal nieuwe vormen van circus opduiken. Een nieuw soort circus dat de traditionele principes van acrobatiek en woon/werkgemeenschap combineert met een moderne kijk op dynamiek, vrijheid en eenheid. Bert van der Zee sprak met Rosa Boon en Hanneke Meijers van TENT circustheater producties uit Amsterdam, over het nieuwe circus. Hij schoof aan tijdens de repetitie van hun nieuwe voorstelling ‘Romeo & Julia’.

Op het podium van het Amsterdams Bostheater staan vijf afgedankte vliegtuigslurven die normaliter als passagiersbruggen dienen. De slurven staan stevig gemonteerd in een enorme open compositie. Gedraaide hoeken, de lucht in stekend en voorzien van klimgaten, grepen, klauterroosters en stevige verankeringen – een robuust geheel. Je zou er zo in willen klimmen. Het is het decor voor ‘Romeo & Julia’, een productie die voortkomt uit een drieledig samenwerkingsverband tussen TENT, het Amsterdamse Bostheater en het muziektheaterensemble de Veenfabriek uit Leiden.

Circus regieassistent Hanneke Meijers en zakelijk leider Rosa Boon van TENT kijken trots naar het decor. “Schiphol is sponsor van het Amsterdams Bostheater. Via hen hebben we de slurven gekregen en daar is weer inspiratie voor het stuk ontstaan”.IMG_klimpaal Die interactie past bij wat TENT is: nieuw circus van vier enthousiaste circusliefhebbers die samen met verschillende artiesten en technici producties maken.
“In Frankrijk en Canada heeft het circus zich al 20 jaar verder doorontwikkeld ten opzichte van Nederland”, vertelt Rosa Boon. “Bij circus denken mensen hier nog steeds aan Bassie & Adriaan en Circus Renz. Het nieuwe circus is vaak in een theater; er is meestal geen tent meer. Onze voorstellingen hebben een dramaturgische lijn en zijn niet meer opgebouwd uit losse acts. We willen met het publiek een verhaal delen dat verder gaat dan alleen de technische excellentie. Dat kan heel klein zijn in het communiceren van een kleine emotie. Of juist groot zoals bij ‘Romeo & Julia’.”

Eind 2014 kwam TENT samen met het Amsterdamse Bostheater op uitnodiging van regisseur Ingejan Ligthart Schenk van het Amsterdamse Bostheater. De eerste proeven met het Amsterdamse Bostheater waren vooral gericht op het vinden van overlap tussen teksttheater en circus. Elkaars kracht ontdekken en versterken, en van daaruit werken aan één geheel.
Hanneke heeft een jaar lang met Ingejan Ligthart Schenk aan de voorbereiding gewerkt: samen materiaal verzamelen en ideeën uitwisselen om het beeldende en het vertellende bij elkaar te krijgen. IMG_kickVanaf begin 2016 sloot de Veenfabriek aan. De Veenfabriek componeerde de muziek en het geluid en speelt live tijdens de voorstelling. “Voor deze voorstelling zijn we in totaal met vijftien podiumkunstenaars: vijf circusartiesten, zes tekstacteurs en vier muzikanten”, vertelt Hanneke. “Toen we begonnen aan dit project hadden zij nog nooit eerder samengewerkt. Zij moesten de raakvlakken vinden in elkaars vakgebied. Het is dus echt aan elkaar wennen om de techniek onder de knie te krijgen van het gooien en vangen van mensen. Omdat we allemaal uit verschillende disciplines komen, circus, theater en muziek, is de kruisbestuiving interessant. Zo hebben twee muzikanten van de Veenfabriek en twee circusartiesten van TENT ook een rol met tekst gekregen.”

Het vinden van de juiste mix van gevaar, techniek en veiligheid – en dan ook nog een verhaal vertellen. Voor TENT maakt dat het circus nieuw. Het bouwt voort op de klassieke vorm, maar gaat daarin verder. Hierin is Hanneke’s rol als circus regieassistent essentieel.IMG_schaduwvanger
“Het is natuurlijk ook teksttheater. En zeker bij een verhaal zoals ‘Romeo & Julia’ waarin de tekst zo leidend is”, vertelt Hanneke. “Juist door stukken tekst weg te laten kan het verhaal verteld worden op een beeldende manier. Kun je het overbrengen zonder het verzuchtende ‘oh Romeo’. Hierdoor ontstaat circus dat je raakt op een dieper niveau dan alleen maar ‘ooh’{doet schrikbeweging}. Maar ontstaan er ook reacties als ‘oh wat een mooi beeld’ of ‘ik voel wat ze hiermee proberen te zeggen’.”

Een kenmerkende scène hiervoor is de processie van Julia. Deze begint wanneer de schijndode Julia vanuit een 7 meter hoge vliegtuigslurf door een twee-man hoge acrobatenpiramide, naar beneden wordt getild via een andere slurf waar een rooster op is gemonteerd. Tegelijkertijd staan zowel het verhaal als de act elkaar ten dienst. “In de processiescène gaat het om de dood, om afscheid nemen van iemand. IMG_paalzwiep Het tempo ligt laag. Dan kies je niet voor salto’s doen of elkaar overgooien. Je zet niet zomaar ergens een jongleur neer. Je gaat heel erg op zoek naar wat voor acrobatiek past hierbij, welk tempo”, vertelt Hanneke.
Daarin is deze scène typisch voor het nieuwe circus. Oefenen, trainen, veel tijd samen doorbrengen en coachen op veiligheid en vertrouwen. Gevaar en vertrouwen gaan hand in hand. “De actrice die Julia speelt is geen acrobate. Zij moet erop kunnen vertrouwen dat het okay is dat zij opeens op een piramide van twee mensen hoog, dood in iemands armen moet liggen. Dat is doodeng in het begin”, aldus Hanneke. “Heel vaak is het ook nog eens zo dat als iemand fysiek iets fout doet, de ander daar last van heeft”.

Moderne circusopleidingen leiden breder op, zodat artiesten in meer disciplines inzetbaar zijn. Circus is niet meer iets dat van generatie op generatie wordt doorgegeven. Hanneke verwelkomt dat. “Door de circusopleiding kan tegenwoordig iedereen het circusvak leren. Er is daardoor professionaliteit en vakgerichtheid. Het samenwerken met artiesten wordt prettiger. Er is zelfredzaamheid en ondertussen ook een gevoel voor de gemeenschap die het vroegere circus kenmerkt”. IMG_thegroupVolgens Rosa voorziet TENT tegelijkertijd in een behoefte. “In de tijd dat we bij circus Elleboog werkten kwamen er twee circusopleidingen bij in Nederland en er kwamen twee festivals voor nieuw circus”.
Rosa programmeerde toen vanuit Circus Elleboog voornamelijk voorstellingen uit het buitenland, waar het nieuwe circus verder ontwikkeld is. In Nederland was op dat moment nog geen gezelschap dat zich bezig hield met nieuw circus. “Ik dacht: waar moeten die studenten dan heen als ze straks afgestudeerd zijn? We willen die mensen in Nederland een basis kunnen bieden. Van daaruit is TENT ook opgericht: om werk te creëren en omdat we heel erg geloven in de kunstvorm an sich. We willen deze mooie nieuwe kunstvorm introduceren bij het Nederlandse publiek.”

Nieuw circus vraagt ook om nieuw publiek. “Heel veel van het nieuwe publiek bestaat al. Dat gaat naar moderne dans en theater en dat publiek vindt dit nieuwe circus ook interessant”, vertelt Rosa. “Aan de andere kant is er publiek dat heel erg van klucht en teksttheater houdt en dat op deze manier in aanraking komt met circus. Publiek dat zegt: Jeetje, is dit ook circus? Dit vind ik wél leuk! In de afgelopen zes jaar hebben we met TENT bijna 65.000 mensen bereikt, daar zijn we trots op. We zoeken bewust dit soort samenwerkingen op om op die manier breder publiek te bereiken. De omvang maakt niet uit. Laatst speelden we voor 40 mensen, in het Bostheater passen er 1.300.”

Het traditionele circus koestert het principe van zelfvoorzienendheid. Rosa gelooft hier in, maar omarmt ook flexibiliteit.
“We kijken per productie hoe we deze gaan financieren. We proberen daarin zo zelfstandig mogelijk te zijn. In het begin was er nog een houding van ‘dat gaan we zelf doen zonder subsidies’. IMG_amfiNu werken we met productiesubsidies van diverse private- en publieke fondsen. Het is lastig om daarmee de overheadkosten te dekken. Om ons verder te kunnen professionaliseren op zowel artistiek vlak als op het gebied van bedrijfsvoering gaan we in oktober een tweejarige subsidie aanvragen bij de gemeente Amsterdam. We willen graag de nieuwe kunstvorm, die ons circus is, realiseren. Met de vier partners van TENT (Hanneke Meijers, Cahit Metin, Minka Parkkinen en Rosa Boon, [red.]) kunnen we eigenlijk best al veel zelf en artiesten en technici halen we er extern bij. Schiphol sponsort het Amsterdamse Bostheater en bestaat bovendien 100 jaar. Het leek ze leuk om iets voor ons te kunnen betekenen. De vliegtuigslurven werden aangeboden. We werken ook graag met hoe de dingen zich zo aandienen. Dat past bij ons. Deze decoropstelling is voor deze zomer hier in het Bostheater. We denken nog na over een reisbare versie voor het nazomerseizoen.”

Tekst: Bert van der Zee
Fotografie: Jasmijn Schrofer

De man achter de afdruk

Maak kennis met de man die zijn werk beschrijft als experimenten die een afdruk achter laten. Wim Warrink groeide op in Drenthe, in een dorpje vlakbij Emmen. “Een jeugd vol met jongensdingen”, zo vertelt hij. Met vrienden uit het dorp ging hij in zijn vrije tijd hutten bouwen, crossbanen aanleggen en oorlogje spelen in het bos. “Dat soort dingen deden we allemaal”, legt hij uit.

Zijn vrienden doen nu compleet andere dingen. De één is slager, de ander werkt in de bouw en weer een andere vriend is in hart en nieren, boer. Zijn vrienden begrijpen vaak niet wat hij aan het doen is, maar zij zorgen er wel voor dat hij projecten aan durft, omdat hij weet dat hij er niet alleen voor staat. “Als ik hun hulp nodig heb, helpen ze mij met advies, mentale steun of met fysieke arbeid”, vertelt hij. Ook in Groningen en Friesland heb ik fijne mensen om me heen die me het vertrouwen geven grote projecten aan te gaan.

Portretschraper, 2013

Na een opleiding elektrotechniek in Emmen ging Wim in 2006 verder met een opleiding industrieel productontwerp in Leeuwarden. Hij vond in 2011 uiteindelijk zijn plek bij de kunstacademie Minerva in Groningen waar hij in 2015 de Klaas Dijkstra Academieprijs won. Een bezoek aan een tentoonstelling van het Gentse museum voor hedendaagse kunst, SMAK, was voor Wim een eyeopener. Daar zag hij in een statige museumzaal blokken hout hangen, gebundeld in een touw aan een muur, en zag hij overal stukken biels op de grond liggen. “Ik keek daarnaar en dacht, jeetje wat gaaf eigenlijk, is dit ook kunst?”, vertelt Wim, “en op het moment dat ik dát besefte, was ik om – ik wist niet dat zoiets mocht. Ik had tot dan toe nog een hele klassieke opvatting van kunst.”

En zo begon het allemaal. Enkele jaren later maakte Wim installaties waarin mechanische- en menselijk kracht samenkomen. In zijn werk, Blikkenleger (2014), worden grote verfblikken leeggeschoten. Een projectiel wordt daarbij op de achterkant van het verfblik afgevuurd waardoor de verf uit het blik schiet.

Blikkenleger, 2014

In het werk de portretschraper (2013) probeert Wim een metaalplaat met het profiel aanzicht van Galileo door een homp klei te duwen. Het portret, de verfafdrukken, de metaalplaat, de machineconstructie, de leeg geknalde verfblikken- het zijn allemaal onderdelen die zijn kunstobjecten tot een evenwichtig geheel maken. Voor zijn nieuwste project maakte Wim lichtobjecten waarbij de hoofdrol niet weggelegd is voor mechanische kracht, maar voor compositie en verbondenheid tussen de diverse onderdelen. Hoe deze lichtobjecten tot stand zijn gekomen kun je lezen in het artikel Spiritualiteit? Welnee!. Tot 31 maart zijn zeven lichtobjecten van Wim te zien in de expositie Technisch Licht, in het Groninger Forum aan de Oude Boteringestraat in Groningen.

Tekst: Wim Warrink
Fotografie: Mente Warrink (Portret), Joyce Ter Weele (Blikkenleger), Tijmen van Dijk (Portretschraper)

Wasted cowboy

“Waar ik aan denk bij het woord Urban Cowboy? Ehm, ik denk vooral aan misplaatste cowboys die een beetje verward om zich heen kijken en zich afvragen hoe ze vanuit het Wilde Westen ineens in een vinexwijk terecht zijn gekomen………en ik moet denken aan van die oudere mannen met cowboyhoeden en sjekkies in de mondhoek, in de categorie vieze oom maar ook in de categorie neo-hippie; van die cowboyhoeden die op alles, van metalfestivals tot comic-cons en cosplayfeesten, rondlopen. Zou ik de term al moeten kennen?” (Inge Aanstoot)

Illustratie: Grafische Kamer

Abonneer op onze nieuwsbrief

Door verder gebruik te maken van deze website gaat u automatisch akkoord met het plaatsen van cookies. Meer informatie Dit bericht verbergen