Nino Ferrari Mathis- Mister Beton

Nino Ferrari Mathis brengt met zijn Instagrampagina, Ninosbuilding, de architectuurstroom brutalisme naar het social-media publiek. Ferrari Mathis komt oorspronkelijk uit Parijs, groeide op in Brazilië en woont op dit moment in New York waar hij architectuur studeert aan Parsons School of Design. Via Instagram laat hij de prachtigste moderne gebouwen zien en vertelt hij waarom hij ze zo bijzonder vindt. POM Magazine’s editor, Giulia Weyerman sprak met Nino over zijn passie voor architectuur en voor brutalisme in het bijzonder. Ze probeerde erachter te komen wat het toch is met Nino en beton.

door Giulia Weyerman

Nino, wat vind jij van beton?
Ik hou erg veel van beton. Of het nu onbewerkt of afgewerkt is, ik vind het altijd mooi, helemaal bij brutalistische architectuur uit de jaren 60. Beton heeft een uitgesproken uitstraling en ik vind het op z’n mooist als het in contract staat met de natuur.

Op je Instagrampagina laat je veel brutalistische architectuur zien. Wat trekt je in deze architectuurstijl zo aan?
Niet zo zeer de esthetiek trekt me aan, maar de mentaliteit. Toen brutalisme op zijn hoogtepunt was in de zestiger en zeventiger jaren, was het ook op een creatief hoogtepunt. Ik beschouw brutalisme eerder als een manier van expressie dan een architectuurstijl. Veel brutalistische gebouwen hebben zeer experimentele ruimtes en vormen die we nu niet meer hebben. Mensen realiseren zich dat niet. Ze gunnen zich niet de tijd om te doorleven wat een architect voor hen heeft ontworpen. Het is heel bijzonder om in zo’n ruimte te zijn.

Het valt me op dat er nogal wat posts op je Instagrampagina staan met Braziliaanse brutalistische architectuur . Wat spreekt je zo aan in Braziliaans brutalisme?
Bij brutalisme denken de meeste mensen aan Oost-Europa en Sovjet architectuur. Misschien is dat de reden dat brutalisme geassocieerd wordt met grauw, troosteloos en grijs. Brazilië en Latijns-Amerika in het algemeen, heeft prachtige brutalistische architectuur omgeven met planten, bomen en natuurlijk licht. Mijn posts veranderen het beeld dat mensen bij brutalisme hebben. Ze beginnen het te waarderen en sommige worden echte fans.

Waarom post je voornamelijk over brutalisme en niet over andere architectuurstijlen?
De Instagrampagina is niet begonnen als een brutalismekanaal. Eerlijk gezegd maak ik me een beetje zorgen. Ik huiver ervoor een “brutalisme personality” te worden. Ik ben dol op brutalisme, maar het is maar een klein onderdeel van het scala aan architectuurstijlen. Het is een niche, een stijl die niet lang heeft geduurd, maar wel rimpeleffect teweeg heeft gebracht. Toen ik net begon met mijn Instagrampagina richtte ik me op hedendaagse- en moderne architectuur, met name het modernisme van de jaren zestig. De architectuur van de zestiger jaren vind ik zo interessant omdat het zulke contrasterende stijlen kende. Je had enerzijds gebouwen helemaal van beton en anderzijds gebouwen die vrijwel alleen uit glas bestonden. Mijn posts gaan heen en weer tussen deze uitersten en zijn een gespreksonderwerp in de comments.

Heb je een favoriet gebouw?
Eén van mijn favoriete gebouwen is Museu de Arte Contemporânea (MAC), in de buurt van Rio de Janeiro. Het is ontworpen door de architect Oscar Niemeyer. Het lijkt op een UFO. Als ik in MAC ben voelt het alsof ik op een andere planeet ben. Het is het mooiste gebouw dat ik ooit heb bezocht. Iedere keer wanneer ik in Rio ben ga ik erheen.

Hebben je volgers invloed op wat je post op Instagram?
Zodra ik een stad ga bezoeken plaats ik een reel waarin ik de volgers vraag, van welk gebouw uit die stad ze graag een post zouden willen zien. Weet je, het zijn heel vaak de volgers die ervoor zorgen dat ik een gebouw kan bezoeken of die een rondleiding voor mij regelen. Alle gebouwen die ik heb bezocht in Brazilië, zijn tips van volgers.

In hoeverre beïnvloedt brutalisme jouw ontwerpen?
Heel vaak, maar niet zonder controverse. Vorig semester ontwierp ik een gebouw van beton helemaal geïnspireerd op brutalisme. Toen ik mijn presentatie voorbereidde kwam de professor naar me toe. Ze zei: ‘Maar, Nino je kunt dit ontwerp toch niet uit beton laten bestaan.’ Ik antwoordde: ‘Waarom niet?’ Ze legde toen uit dat gebouwen uit beton niet duurzaam zijn. Vandaag de dag leer je tijdens de architectuuropleiding over duurzaamheid. Het is één van de redenen waarom brutalisme is gestopt, het is niet duurzaam. De gebouwen zijn van beton, ze zijn duur en vereisen veel carbonemissie. Maar architectuur studeren gaat ook over ontdekken wat jij als student mooi, leuk en belangrijk vindt en hoe je dat wilt toepassen in je ontwerpen. En uiteindelijk gaat mijn design, een ontwerp van een student, toch niet gebouwd worden. Dat heb ik de professor uitgelegd. Gelukkig ging ze ermee akkoord en mocht ik mijn ontwerp presenteren.

Is er een materiaal dat de rol van beton in brutalisme zou kunnen vervangen?
Met beton kun je hele vloeide vormen maken. Hout en baksteen zijn dan wel rechthoekig maar je kunt er denk ik dezelfde vormen mee maken als met beton. Het materiaal is in ieder geval warm. Beton maakt dat een gebouw koel en koud aanvoelt, vergeleken met hout.

Maar kunnen we het dan nog steeds brutalisme noemen?
Nee (lacht), misschien wel qua vorm, maar brutalisme is zo verbonden met beton en met de jaren 60. Het wordt lastig om het op die manier weer op de kaart te zetten.

Dimensie drift van Eva Kreuger

Een foto is voor beeldend kunstenaar Eva Kreuger het startpunt van een onderzoek naar dimensies. Zelfs een fysieke ruimte wordt door Eva stevig aangepakt en platgeslagen tot iets tweedimensionaals, voordat het ergens weer als een ruimtelijk object staat te schitteren. In een interview met Anke Verbeek vertelt Eva over haar werk, inspiratiebronnen en haar bijzondere creatieproces.

door Anke Verbeek

Je studio speelt een belangrijke rol in je werk. Wat is jouw relatie met je studio?
Een paar studio’s geleden huurde ik antikraak een atelier in een flatgebouw dat omringd was met kantoorpanden die op dat moment werden afgebroken. Er gebeurde veel in die omgeving. Aan de overkant van dat pand ging bijna dagelijks een kantoorgebouw plat. Hierdoor zag de omgeving er elke dag weer anders uit. Ik begon te werken met de ruimte zelf en met het 20 verdiepingen hoge kantoorpand dat halfleeg stond. Na dat gekke kantoorpand ben ik steeds weer verhuisd naar andere studio’s, op andere locaties. Daar begon ik ook weer te werken met alles wat elke nieuwe ruimte te bieden had.

Je werkt vanuit een archief. Hoe komt zo’n archief tot stand?
Ik verzamel vooral analoog materiaal dat ik op Marktplaats vind of in kringloopwinkels. Daar koop ik dan een doos met dia’s of analoge printjes waarmee ik aan de slag ga. Ik bewerk en kopieer ze met oude printers en oude kopieermachines. Ik zoek beelden die me aanspreken en daarmee voed ik het archief.

Wanneer spreekt een beeld jou aan?
Ik ga vooral op zoek naar beelden die niet een duidelijk onderwerp hebben zodat er veel ruimte is voor interpretatie. De laatste tijd staan er nooit meer mensen of gebouwen op, dat was in het begin wel zo. Het gaat nu meer om de materialiteit van de foto zelf. Ik zoek steeds vaker afbeeldingen van natuur en van structuren. Die afbeeldingen scan ik in en zoom daarna in op de pixels, op de print en op het grit van de print. De afbeelding zelf begint steeds minder belangrijk te worden en het materiaal van de foto zelf des te meer.

Vind je daarom analoge fotografie interessant, omdat het een andere materialiteit heeft?
Klopt en daarbij is online zoeken lastig. Om te zoeken in online databases moet je altijd een trefwoord invoeren. Ik vind het juist fijn om te zoeken in zo’n doos met zomaar wat spullen van iemand die je niet kent. Er kan echt van alles inzitten, het is elke keer een verrassing. Ik heb nu een grote doos gevonden vol dia’s die in kleine doosjes zitten. Af en toe pak ik gewoon zo’n doosje en dan scan ik een paar afbeeldingen in. Dat proces van verwondering vind ik heel belangrijk: het openmaken van een doosje en daarin beelden ontdekken. Die verwondering heb ik tot nu toe niet ervaren wanneer ik zoek naar een digitaal beeld of wanneer ik zoek in online archieven.

Je bewerkt en kopieert beelden, wat is zo bijzonder aan een kopie?
Een kopie zou in principe een waardeloos beeld moeten zijn, want het is niet het origineel. Maar als je printer een beetje kapot is of je kopieert hetzelfde beeld heel vaak, dan zitten er altijd foutjes in of kleurverschillen waardoor zo’n kopie op zichzelf weer een origineel wordt. Die relatie tussen het origineel en de kopie vind ik fascinerend. Daarbij brengt kopiëren je weer terug naar de materialiteit van fotografie. Door een hele stapel kopieën te maken van hetzelfde beeld krijg je weer een heleboel fysiek materiaal waarmee je kunt gaan werken.

Gaat het voor jou om wat er op de foto staat? Of gaat het eerder om het experimenteren met kopiëren?
Wanneer ik nieuw beeldmateriaal zoek voor een installatie let ik op structuur en kleur. Maar tijdens exposities zet ik vaak een printer in de expositieruimte. Ik fotografeer dan de installatie die daar geëxposeerd wordt of ik fotografeer de expositieruimte. Daarna ga ik ter plekke met die printer aan de slag en bewerk ik de afbeelding op de foto’s die ik net gemaakt heb. Op dat moment gaat het juist wèl weer om wat erop de foto staat, omdat het specifiek te maken heeft met die locatie.

Je maakt installaties waarin je kopieën van fotoafbeeldingen verwerkt tot een ruimtelijke werk. Waarom maak je installaties?
Ik werk nog steeds veel op mijn laptop en ik miste op een gegeven moment de ruimtelijkheid. Toen ben ik me gaan verdiepen in installaties. Het is fijn als er wat gebeurt in de ruimte en een driedimensionaal object stimuleert je om er omheen te lopen. Het object gaat op die manier een relatie aan met de toeschouwer.

Hoe transformeer jij een platte foto tot een ruimtelijk werk?
Ik begin altijd met het beeld, met de platte foto, daarmee ga ik aan de slag: bewerken, kopiëren, printen, uitknippen of nog een keer inzoomen. Dat levert weer materiaal op waarmee ik iets kan bouwen. Dat fotografeer ik dan weer. Het is een creatieproces dat heen en weer gaat tussen twee- en driedimensionaal werk. Het uiteindelijk resultaat, de laatste vorm, kan tweedimensionaal of driedimensionaal uitpakken. Zelfs een ruimtelijk object blijkt soms beter te werken als afbeelding op een foto. Dan exposeer ik de foto van de installatie, in plaats van de installatie zelf.

Is een werk voor jou dan ooit af?
Niet echt denk ik (lacht). Ik ben nu al sinds 2020 met het studioproject bezig. Dat blijft steeds nieuwe vormen aannemen. Dus ik kan redelijk lang met dezelfde werken doorgaan.

Waarom blijft het studioproject jou zo lang boeien?
Het atelier is er natuurlijk altijd en ik kan elke keer weer een nieuw aspect van de atelierruimte uitlichten. Werken met de ruimte zelf, is een belangrijk onderdeel van het creatieproces. Als ik ergens exposeer, gebruik ik ook de expositieruimte als onderdeel van het werk zelf. Iedere keer als ik de kans krijg om ergens te exposeren, neem ik iets mee van wat ik daar heb gezien of gedaan. De expositieruimte is dus niet de laatste stap in het hele proces, maar vaak ook de eerste stap voor een nieuw werk. Dat gebeurt allemaal op het moment dat ik mijn werk in een (andere) ruimte neerzet.

Welke thema’s vind je belangrijk voor jouw werk?
Het gaat om de relatie tussen de studio en de expositieruimte, de toeschouwer en het werk, het creatieproces en het tentoonstellen, de fotografie en het materiaal. Een ander thema is de samenwerking tijdens het creatieproces. Voor een expositie in Finland hing een tekst in de expositieruimte over stenen. Een aantal mensen die naar de opening kwamen hebben spontaan kleine steentjes meegenomen en in de expositie gelegd. Dat vond ik supertof. Ik ga misschien onderzoeken of je een installatie zo kan vormgeven dat mensen uit zichzelf iets gaan toevoegen aan een werk.

Welke experimenten ga je binnenkort uitvoeren?
Vanaf eind oktober 2023 is er een tentoonstelling in Haarlem, in het gebouw Nieuwe Vide waar ik mijn atelier heb. Daar is een expositieruimte op de begane grond en mijn atelier is op één van de verdiepingen. Het is een perfecte gelegenheid om dingen uit te proberen met de relatie: atelier-expositie. Verder ben ik in een grafisch atelier aan het experimenteren met een risoprinter, wat voor mij een nieuwe manier van werken is. En dan ben ik even niet in mijn atelier, maar in een andere ruimte die wellicht nieuwe mogelijkheden biedt.

Unforgettable Fashion Item

Tijdens een POM Magazine redactieoverleg werd gevraagd: “Heb je ooit ergens een fashion item wèl gezien maar niet gekocht? En heb je tot op de dag van vandaag spijt dat je het toen niet hebt gekocht?” Sommige redacteuren reageerden met een verbaasd: “Nee hoor.” Anderen vertelden vol vuur over dat lingeriesetje, over een jurk en over een jas. Spijt en verlangen gierden door de ruimte. Een prachtig onderwerp voor een serie artikelen was geboren, en we gingen op zoek naar mensen die daarover willen vertellen. Hier is het eerste artikel uit de serie Unforgettable Fashion Item waarin POM Magazine’s Anke Verbeek luistert naar het verhaal van Margriet.

door Anke Verbeek

Margriet, waar zag jij het kledingstuk waarvan je nog steeds spijt hebt dat je het niet hebt gekocht?
Toen ik op de middelbare school zat, ging ik geregeld met een vriendin naar Parijs. Op mijn middelbare school waren allerlei groepjes, ik spreek nu over de jaren 80. Je had de punkers, de kakkers en de alto’s. Mijn vriendin en ik hoorden bij de alto’s. Wij liepen op school in werkmansbroeken, hele lange overhemden en rare hoedjes. Alles in bepaalde kleuren: paars, flets rood en veel zwart.

Alto? Wat was dat voor een stijl?
Die werkmansbroeken waren meestal roze en van een bepaald soort katoen gemaakt met grote zakken aan de zijkant. De pijpen eindigden vaak in een pof. Over die broeken droegen we een lang overhemd, op ons hoofd een keppeltje of hoedje, en we liepen op Birkenstock laarzen. Het was allemaal wijd, groot en een beetje slordig. Er waren winkels die uitblonken in het bijeenzoeken en verkopen van dat soort kleding. Het was gek genoeg geen tweedehands kleding, maar nieuwe kleding. In die stijl liepen wij door Parijs. We vonden onszelf heel alternatief en van de wereld. Tijdens één van die trips zagen we in een arty, punky tweedehandsboetiek, een rek met matrozen jasjes.

Wat waren dat voor jasjes?
Het waren witte jasjes met blauwe elementen en ik denk dat ze origineel waren. Daar vielen we als een blok voor. We zagen onszelf daar al helemaal in lopen. We hadden natuurlijk niet veel geld en dachten dat het wel zou meevallen met de prijs want het was een zaak met tweedehands goed. Maar toen we wilden afrekenen bleken het peperdure jasjes te zijn. We moesten ze weer terughangen en er nog even over nadenken. Dat vonden we heel erg jammer. Het gaf ons ook een gevoel van schaamte, want wij hadden ons met die jasjes voor de spiegel ontzettend staan aanstellen.

Waarom was dat een grote teleurstelling voor jullie?
Soms trek je een kledingstuk aan waarin je je sterk, groot en theatraal voelt. Dat hadden we ook met die jasjes en we moesten dat weer terughangen: onze voorstelling van hoe wij de rest van de tijd door Parijs zouden lopen. We hebben nog gekeken of we niet op één of andere manier het geld bij elkaar konden krijgen, maar dat was voor ons eigenlijk onmogelijk.

Stel dat op dit moment jouw matrozenjasje daar in Paris nog steeds zou hangen en je hebt voldoende geld. Zou je dan teruggaan om het alsnog te kopen?
Die matrozenjas is in mijn hoofd blijven zitten. Op een gegeven moment zag ik hier in Groningen, in een tweedehandszaak een heel mooi groen uniformjasje. Volgens mij was het van iemand geweest die in een blaaskapel had gespeeld. Het deed me denken aan het jasje in Parijs, dat zaadje was daar geplant. In de loop der jaren heb ik meer van dat soort kledingstukken gekocht en gedragen. Het matrozenjasje heb ik destijds niet gekocht. Maar met dat groene uniformjasje heb ik het uiteindelijk op een andere manier, wel gevonden.

Een matrozenjasje en een blaaskapeljasje, is dat jouw smaak?
Dat is wel mijn smaak. Ik heb vroeger veel aan straattheater gedaan en als kind hield ik ook van verkleden. Mijn moeder had een ton vol verkleedspullen: cocktailjurken en mantelpakjes uit de jaren 60, rare pyjama’s, van alles. Ik ben nog steeds een alles-bij-elkaar-raper, maar iemand heeft eens tegen mij gezegd: “Eigenlijk kleed jij je best raar en toch heeft het iets heel moois.” Als ik in een kledingwinkel ben en iets aantrek wat niet helemaal bij me past dan denk ik: zó kan ik óók zijn.

Ben jij dan iemand die veel eyecatchers koopt?
Ik kocht veel eyecatchers en die heb ik nog steeds in mijn kast hangen. Voor mijn afstuderen aan de kunstacademie heb ik een prachtige, gekke, lange rok gekocht. Het is een monumentaal kledingstuk en ik kon er eigenlijk alleen in staan. Zitten ging niet want dan sprong steeds een knoop los. Je kan er ook niet in lopen want hij bestaat uit twee stukken en als het waait, ziet het er niet uit. Ik heb die rok nog steeds. Soms show ik hem aan iemand, maar ik heb ‘m nooit meer gedragen. Hij hangt in de kast, het is een eyecatcher maar een volstrekt onpraktisch ding.

Jij bent ook animator. Ben je voor je animaties veel bezig met de outfits van de personages?
Het gekke is dat ik in mijn animatiewerk meestal schaars geklede of blote figuren teken. Ik heb wel veel gewerkt met een alter ego, Isadora Anderwereld. Zij droeg een vliegeniershoed met flappen en had een kledingstijl uit het interbellum van de vorige eeuw. Het verhaal van Isadora Anderwereld is dat ze een reisagent ontmoet die vanaf dat moment voor haar, avontuurlijke reizen op maat maakt. Isadora heeft de air van een rijke wereldreiziger. Het is iemand die ruimte inneemt, haar ding doet en alles aangaat.

Heb je kledingstukken in je kast die je wèl hebt bemachtigd en nooit weg zult doen?
Ik heb twee kledingstukken waar ik dierbare herinneringen aan heb en die ik nooit zou weggooien. Eén daarvan is een jas die destijds heel flamboyant was. Mijn vader en ik liepen in de stad en daar zagen we in een modezaak, die jas. Het was voor mij een droomjas met grote gekleurde vlakken, een prachtige kraag en gevoerd met groen nepbont. Mijn vader zag die jas en zei: “Hé, dat is een jas voor jou.” Op dat moment realiseerde ik me dat mijn vader mij zag zoals ik echt ben, want hij had liever gezien dat ik keurig economie of iets dergelijks was gaan studeren. Hij heeft die jas toen voor me gekocht en ik heb hem nog steeds.

Wat was het tweede kledingstuk?
Een gifgroene baljurk met een laag uitgesneden rug van Mac & Maggie. In de jaren 80 was dat een hippe winkelketen. De achterkant was geplooid met een enorme strik. Er kleven enorm veel verhalen aan die jurk. Weet je, het bijzondere van deze oude kledingstukken zit ‘m ook in het verhaal, want als ik nu naar die jas kijk vind ik die lappen toch wel flets, en die bontvoering…dat is nu heel gewoon. Alle meisjes dragen dat tegenwoordig. Die kledingstukken horen bij een bepaalde tijd en alleen in mijn herinnering zijn ze iconisch.

Haarverf!

Ik ben zo’n tien jaar terug gestopt met het verven van mijn haar, en ik heb er nooit spijt van gehad. Nou moet je allemaal natuurlijk helemaal zelf weten of je je haar verft of niet. Mijn missie is niet om ieder mens er als een grijze dakduif bij te laten lopen. Ik hoop wel dat wanneer iemand naar de verfkwast grijpt, ze dat doen omdat ze dat zelf mooi vinden, en niet door onzekerheid of druk van buitenaf.

Misschien was bij mij de lol er ook wel af omdat ik alles al eens geprobeerd had. Tussen mijn 15e en 18e heeft mijn haar iedere haarkleur gehad die je kan bedenken. Groen, roze, paars, blauw, geel, rood, zwart, wit… Alles ertussen ook. Zelfs een dag of twee grijs, al gebiedt eerlijkheid te zeggen dat het eigenlijk een mislukte blondeeractie betrof: mijn vaste haarverfadres was gesloten op zondag.

Menig gezin waarbij ik als nieuw aangestelde oppas voor de deur stond schrok zich een hoedje. Ik kwam meestal via mijn moeder aan die adresjes. Tegenwoordig is een tiener met knalroze haar prima gangbaar. Maar toen ik rond 2003 op de stoepen van die nietsvermoedende gezinnen verscheen sloeg de schrik menig ouder om het hart, al had dat mogelijk ook met mijn gothicjurken, skatebroeken en kortgeknipte rockbandshirts te maken. Gelukkig bleek al snel dat mijn alternatieve uiterlijk niet betekende dat ik een slechte babysitter was. Ik had dan uiteindelijk ook veel vaste oppasadresjes, en kon me liters en liters haarverf permitteren. Mijn haarstatement toen was hetzelfde als mijn haarstatement nu: ik kies zelf wel hoe ik eruitzie, en dat heeft niets te maken met wat ik kan. Goed, destijds wilde ik vooral laten zien hoe ‘anders’ ik was, een vrije geest – de zoveelste idealistische puber dus. Nu gaat het mij erom dat de waarde van een mens niet afhangt van leeftijd of in hoeverre je voldoet aan suffe schoonheidsidealen. En toch, ik kan er niets aan doen, vind ik het ergens wel fijn als zo’n kassière (m/v/x) mij om mijn identiteitsbewijs vraagt bij het kopen van een fles wijn. Het is niet erg om oud te zijn, maar ik stel het toch liever nog even uit. Het leven vliegt al voorbij. Ja, ik ben ouder dan 18.

Nee, dan omgekeerd. Het meest extreme dat mij in die zin overkwam gebeurde zo’n 15 jaar geleden, ik zal rond de 20 geweest zijn. Mijn haren waren niet meer zwart, ik was sinds ik in de drogisterij werkte langzaam overgegaan naar kleuren als donkerbruin en mahonierood – tinten die we zelf verkochten mocht je als medewerker ook in je haar. Ik was op weg naar een festival en zat met mijn backpack en tent in een Belgische trein. Ik had een ticket met jongerenkorting, destijds mocht je maar liefst tot je 27e op zo’n kaartje reizen. Toen de conducteur langskwam en ik mijn kaartje overhandigde begon hij te mopperen: “Nou mevrouwtje, dacht u nou écht dat ik dáár in zou trappen?” Toen ik vroeg wat hij bedoelde legde hij uit dat hij niet kon tolereren dat een dame van in de veertig op een jongerenkaart reisde. Terwijl ik mijn paspoort uit mijn zak peuterde om mijn leeftijd en zijn ongelijk te bewijzen probeerde ik te bedenken wat er aan de hand kon zijn: ik had geen kater, was niet net ziek geweest, had bij mijn weten geen rimpels… Ik stond voor een raadsel. De conducteur concludeerde ondertussen dat hij ernaast zat, knipte mijn kaartje en liep zonder blikken of blozen door naar de volgende coupé. Toen ik mijn medereizigers had verteld hoe oud ik was zeiden ze allemaal troostend dat ze niet anders gedacht hadden. Inmiddels ben ik, als ik eraan terugdenk, vooral boos dat zo’n kaartenknipper gelijk van het slechtste uitgaat – dat ik een leugenachtige fraudeur ben, een half-zwartrijder. Maar destijds was ik toch vooral op mijn ziel getrapt dat ik er twee keer zo oud uit scheen te zien als ik was. En toen heb ik dus nog vijf jaar lang lopen tobben met pakjes chocoladebruin, asblond en henna-rood. Ik ben blij dat ik ervan af ben.

Dutch Fashion Design- Moofers Clothing

Kwaliteit en vakmanschap staan centraal bij alles wat de Nederlandse modeontwerper Jennifer van Haastert ontwerpt voor haar label Moofers Clothing. Haar ontwerpen zijn eigentijds en altijd met een kleine twist. Op de begane grond van een prachtig 19de eeuws pand aan de Haagse Toussaintkade, kun je haar collectie vinden in Moofers Fashion & Art Salon. Anke Verbeek ging voor POM Magazine rondkijken en maakte kennis met de vriendelijke Jennifer. Het resulteerde in een prachtig gesprek.

door Anke Verbeek

Je bent in 2017 begonnen met jouw label Moofers Clothing. Had je al vanaf het begin voor ogen wat het concept van Moofers moest worden?
Nee, in het begin wilde ik vooral creëren. Mijn gevoel over mode vertaalde zich geleidelijk in een concrete visie. Moofers staat voor duurzaamheid. Onze kleding wil je lang doordragen omdat het ontwerp uniek is, het goed gemaakt is en omdat de materialen zo mooi zijn. Ik vind het leuk dat er bij Moofers tijd en ruimte is om het verhaal achter mijn ontwerpen mee te geven aan klanten.

Welke rol speelt duurzaamheid in de Moofers collectie?
Voordat een collectie uiteindelijk in een winkel hangt, moeten er heel veel stappen gezet worden. Iedere stap ademt vakmanschap. Ik vind het daarom zo gek dat mode vluchtig is. Dat hoeft ook helemaal niet. Je kunt jaren genieten van een mooi ontwerp, zolang het goed gemaakt is van een kwalitatief goede stof. Met elke collectie proberen we nog duurzamer te worden.

Hoe zou je de stijl van Moofers Clothing omschrijven?
Eigentijds met een edge, clean met de nadruk op kwaliteit en oog voor detail. Het is een vrouwelijke, stoere look. De kleding is heel praktisch en je kunt het elke dag dragen. Vooral niet in de kast laten hangen en heel veel dragen. Dat is waarvoor ik het ontwerp.

Hoe maak je jouw collecties?
Ik werk steeds minder met seizoenen in mijn collecties. Ik laat ontwerpen zoveel mogelijk op elkaar aansluiten. Aan de nieuwe ontwerpen voeg ik een aantal bestaande ontwerpen toe. Dat wordt dan mijn capsule collectie. Op Moofers Instagram staat bijvoorbeeld een foto waarop het model een leren rok draagt, een ontwerp van twee jaar geleden. Op de foto combineer ik die rok met een recent ontwerp knitwear. Mensen die deze rok destijds hebben gekocht breng ik zo op het idee om die weer eens uit de kast te halen. Ik laat zien dat die trui goed past bij die prachtige rok die ze al een tijdje hebben.

Wat is de doelgroep van Moofers?
De doelgroep waarvoor ik ontwerp zit in de leeftijdsgroep vanaf 30 jaar. Maar mijn klanten zijn vrouwen van 17 tot 80 jaar. In het begin had ik veel internationale klanten. Mensen die hier net wonen of hier op vakantie zijn, kijken veel meer om zich heen en ontdekken zo winkels die net geopend zijn. Inmiddels hebben mensen uit Den Haag en de rest van Nederland, Moofers ontdekt.

Betrek je jouw doelgroep in het ontwerpproces?
Ik vind het fijn als mensen de tijd nemen om alles te passen. Dan kan ik goed zien hoe de pasvorm is en welke ontwerpen het beste bij een klant passen. De reacties van klanten inspireren mij weer. Laatst was er een klant die heel graag iets met een krijtstreeppatroon wilde hebben. Dat bracht me meteen op het idee om iets te gaan ontwerpen in krijtstreep. Maar dan wil ik wel de perfecte krijtstreep flanel hebben, want als ik niet de goede stof vind, gaat het niet door.

Wat maakt dat een stof bijvoorbeeld de perfecte krijtstreep is?
Het verhaal achter het product maakt het verschil. Ik heb van een Britse stoffenproducent stofstalen ontvangen en daar straalt het vakmanschap van af. Het zijn stoffen die al decennialang in de UK gemaakt worden. Ik heb een enorme fascinatie voor stoffen, daar begint voor mij vaak de inspiratie.

Moofers is mode, maar ook een salon. Welke rol speelt kunst in Moofers Fashion & Art Salon?
Ik vind het belangrijk dat verschillende disciplines elkaar versterken. Achter een schilderij of sieraad zit een persoon die dat met passie en visie heeft gecreëerd. Net als bij mode komt er heel veel vakmanschap bij kijken. Ik heb een locatie gezocht en gevonden waar ik de ruimte heb om alles bij elkaar te brengen. In deze mooie salon versterken mode en kunst elkaar.

Hoe heb je, zeg maar, al die stemmen laten spreken in één ruimte?
Het pand waarin Moofers zit is een rijksmonument. Dat betekent dat we de kleuren en de versieringen in het huis niet mogen veranderen. Het zijn geen kleuren die zich makkelijk laten combineren. We zijn op zoek gegaan naar gordijnen en meubels die bij die kleuren passen en bij de sfeer van de ruimte. We hebben hier sieraden van Moniek Postma en die zijn groot en uitbundig. De schilderijen van Moos Willemsen zijn rustiger. Die combinatie werkt goed. In mijn kleding zit ook die spanning, het moet zeker niet saai worden.

Wat maakt dat Moofers een salon is in plaats van een winkel?
Natuurlijk is Moofers nog steeds een winkel, maar het woord salon vonden we goed passen bij het pand en wat wij met Moofers willen neerzetten. De salon legt de nadruk op onthaasten en de tijd nemen om dingen in je op te nemen. We hopen je te inspireren met de mode en kunst die we hier presenteren.

 

 

 

Kun je een tipje van de sluier lichten over de volgende collectie?
Voor de aankomende collectie gebruiken we vooral krijtstreep flanel uit Engeland en stoffen geweven in Nederland door Enschede Textielstad. Er komen stoere jassen van recycled denim en high-waist jeans van organic cotton. In krijtstreep komen er colberts die je kunt combineren met een straight leg trouser. Verder krijtstreep baggy shorts die je met hakken kunt dragen, maar ook casual met boots. De knitwear is van biologisch katoen of alpaca. De tanktops en de T-shirts zijn uitstekend te combineren met de high-waist jeans en krijtstreep ontwerpen. In de salon willen we kleine events organiseren voor nog meer beleving. Dan moet je denken aan kleine concerten, collectielanceringen, lezingen en workshops. Dus een kalender vol creatie en vakmanschap. Dat gun ik iedereen. www.moofersclothing.nl

Fotografie: Merel Oenema
Mode fotografie: Annick Meijer

Susanna Inglada

De Spaanse beeldend kunstenaar, Susanna Inglada, woont en werkt al een tijdje in Nederland. Samen met haar zoontje woont ze in Amsterdam en exposeert ze haar werk overal ter wereld. Susanna transformeert figuratieve tekeningen tot driedimensionale sculpturen. Haar installaties lijken te zweven in een expositieruimte en hebben een donkere ondertoon. In een interview vertelt Susanna over deze ondertoon en de onderliggende inspiratiebronnen.

door Anna Geven

In jouw projecten gebruik je realisme en symbolisme, en speel je met dimensies. Waarom gebruik je zoveel aspecten?
Tijdens het creatieproces denk ik altijd aan het verhaal. Dat kan gebaseerd zijn op een persoonlijke ervaring of iets wat in onze maatschappij is gebeurd. Alle inzichten en emoties stop ik direct in een werk zonder vooraf schetsen te maken. Zo verlies ik niet de energie van al die emoties, gedachten en ideeën. Voorheen waren de personen in mijn werk altijd te zien in kleding die hoort bij hun rol in de maatschappij. Maar onlangs heb ik in Parijs een werk geëxposeerd met naakte personen. Ze zijn gewikkeld in een lange haarvlecht. Het werk is geïnspireerd op moederschap en een jeugdherinnering aan mijn grootmoeder. In haar dorp was het de gewoonte dat vrouwen lang haar hadden tot ze gingen trouwen. Zodra ze getrouwd waren knipten ze hun haren kort. Dat heeft mijn oma ook gedaan. Ze bewaarde het haar in een grote vlecht. Deze vlecht is voor mij een symbool. Het staat voor het verlies van vrijheid en voor kwetsbaarheid. Ik heb geprobeerd dat te vertalen in de installatie, The Fit. In dit werk heeft de vlecht een dubbele betekenis omdat het ook op een navelstreng lijkt. De personages tuimelen over elkaar heen en het is niet duidelijk of ze daarvan genieten of dat het een worsteling is.

Welke rol speelt de kijker in je werk?
Ik vind het belangrijk dat mijn installaties toeschouwers aantrekken en omringen met vragen. De hoofdpersonen brengen het werk tot leven door de kijkers te confronteren. Op deze manier worden kijkers op hun beurt hoofdrolspelers.

Je hebt gestudeerd aan diverse kunstacademies o.a. in Rome, Groningen en Rotterdam. Maar je wilde ook acteur worden en je hebt een toneelopleiding gedaan in Barcelona. Gebruik je jouw acteerervaring in je kunstwerken?
Het theater komt terug in de gebaren en uitdrukkingen van de personages die ik teken. Iedere expositieruimte is voor mij als een toneelpodium waar ik mijn rekwisieten en acteurs plaats, en werk toon dat soms speciaal voor die ruimte is gemaakt.

Soms meen ik boosheid te bespeuren in je werk. Is boosheid voor jou een inspiratiebron?
De aanleiding voor mijn werk is vaak een gebeurtenis in onze samenleving die ik niet begrijp. Het roept bij mij emoties op die ik wil onderzoeken om antwoorden te vinden. Voordat ik naar Rome ging om daar te studeren schreven de kranten over de verkrachting van een jonge vrouw in Spanje en hoe de rechtbank deze zaak afhandelde. In Rome bezocht ik prachtige beeldhouwwerken van Bernini o.a. De verkrachting van Proserpina en Apollo & Daphne. Schitterende beeldhouwwerken over verkrachting. Ik was geschokt hoe vrouwen werden afgebeeld in deze werken, al die romantiek. Ik besloot een installatie te maken die net zulke handen laat zien als de handen in Bernini’s, De verkrachting van Proserpina. Ik heb de handen opgeblazen tot enorme proporties. Het werden monsterlijke handen en ik heb ze een beetje misvormd om ze kracht te ontnemen.

Wijs je in je werk naar de verantwoordelijken die dit aanrichten?
Ik denk niet dat ik naar iemand wijs, ik wil een universeel verhaal laten zien. De personages in mijn werk hebben ook nooit een gezicht met specifieke trekken of kenmerken. Ik hou ze liever algemeen zodat ze universeel worden. De problemen waar ik het over heb zijn niet specifiek voor een bepaalde locatie maar komen overal voor. Ik verwacht niet van kijkers dat ze na het zien van mijn werk tot actie overgaan om dingen te veranderen. Maar ik vind het fijn wanneer ze bij zichzelf vragen gaan stellen over de onderwerpen die ik in mijn werk laat zien. Ik wil de kijker confronteren met de issues waar we vandaag de dag mee te maken hebben, en waaraan we soms te weinig aandacht besteden.

Zijn er nog andere inspiratiebronnen die je creatieproces voeden?
Ik ben erachter gekomen dat het inspirerend is om andere ambachten te gebruiken voor mijn werk. Ik stap dan uit mijn comfortzone en plotseling komt er iets nieuws uit. Op dit moment werk ik met keramiek, textiel en animatie. Normaal maak ik tekeningen vol verhalen die met elkaar communiceren. Werken met animatie is anders, want je hebt te maken met een tijdsframe en een scherm. Werken met textiel betekent naalden en naaien. Het biedt allemaal nieuwe mogelijkheden.

Je woont al een tijdje in Nederland. Is de Nederlandse cultuur een inspiratiebron voor je werk?
In Nederland ben ik me ervan bewust dat ik uit een andere cultuur kom. Ik bekijk Spanje nu van een afstand en ik heb werk gemaakt dat geïnspireerd is op deze reflectie. De kunstscene in Nederland is inspirerend. Ik heb veel boeiende kunstenaars ontmoet en mooie opdrachten mogen doen. Natuurlijk zijn plaatselijke ontwikkelingen van invloed op mijn werk. Als ik niet in Nederland zou zijn, zou ik niet het werk maken dat ik nu maak.

Wat is je volgende project?
Deze zomer staat een grote sculptuur van mij op de Drentse biënnale, Into Nature. Het is speciaal voor deze locatie gemaakt en is gebaseerd op de lokale geschiedenis en de lokale volksverhalen. Er komt dit jaar een solo show in Tarragona, Spanje. En ik ben bezig met de voorbereidingen van een expositie in Galerie Maurits van de Laar in Den Haag. In 2024, doe ik een art-residency in Duitsland en Marokko. Dus een druk schema vol leuke projecten.

Zomer 2023

De zomer is in volle gang, de vakanties komen eraan, het is tijd om erop uit te trekken. Weg uit de grote stad, naar buiten, op zoek naar cultuur en onderweg lekker eten. Hier zijn wat tips voor de zomer van 2023.

Almere, Flevoland
Suburbia timmert al een tijdje aan de weg. Deze zomer komt deze toneelgroep uit Almere met maar liefst twee nieuwe toneelproducties die allebei te zien zijn op locatie in Almere.

We moeten iets met het landje
In deze verzonnen familiegeschiedenis maken een broer en een zus uit een welgestelde familie, ruzie om de erfenis: het landje. Het is een twist over de grote vragen van onze tijd: Hoe gaan we om met de aarde? Hoe leven we samen? Komen we er nog uit met elkaar? Kan natuur bestaan zonder de mens?
Van 12 t/m/ 29 juli, Den Uylpark, Almere.

Tom op de boerderij 
Dit liefdesdrama van de Frans-Canadese auteur Michel Marc Bouchard is voor het eerst in Nederland te zien, in Almere. Tom is in diepe rouw omdat zijn vriend is overleden. Aan de vooravond van de begrafenis maakt hij voor het eerst kennis met de familie van zijn vriend. In het beklemmende isolement van de boerderij waar de familie woont, ontvouwt zich een complex en gevaarlijk spel van strijd en geheimen.
Van 21 juni t/m 30 juli 2023, Stadsboerderij Almere.

Grou, Friesland
Een diner (je spreekt het uit als daainer) is een soort eettentje dat een kruising is tussen een wegrestaurant en een snackbar. Het komt oorspronkelijk uit de Verenigde Staten waar je ze vindt langs de autobanen. Oorspronkelijk zaten diners in uitgerangeerde treinrijtuigen en dat is in de VS vaak nog het geval. In Nederland kun je een echte diner vinden aan de A32, tussen Heerenveen en Leeuwarden, in het Friese plaatsje Grou. Eigenaar Bartele koos geen oude treinwagon maar een voormalig treinstationnetje. Hij heeft een tijd in Indonesië gewoond en dat kun je goed merken aan de menukaart. Naast burgers en hotdogs kun je smullen van Aziatische lekkernijen.
Bartele’s Diner, Stationsweg 37, Grou.

Eelde, Drenthe
Toneelgroep Jan Vos schuwt actuele maatschappelijke thema’s niet. Hun nieuwe project, WIND, is een komedie over de energietransitie. Het zit vol ongelukkige politieke keuzes met grote gevolgen voor de bewoners van een klein dorp waar eerst turf werd gestoken en daarna gas omhoog werd gepompt. De emoties lopen hoog op als de inwoners te horen krijgen dat op hun grondgebied een windmolenpark komt.
Van 6 juli t/m 22 juli, Kijkboerderij t Hoogeveld, Eelde.

Drouwen, Drenthe
Dit jaar vindt in de Drentse gemeente, Borger-Odoorn, de biënnale Into Nature plaats. Deze biënnale is één grote tentoonstelling in het Drentse landschap. Wandelend of fietsend kun je sculpturen, installaties, films, animaties en tekeningen van zo’n 15 internationaal vooraanstaande kunstenaar bekijken.
Van 29 juli t/m 29 oktober, Schoolstraat 10, Drouwen.

Luca Tichelman

Luca Tichelman maakt werk dat moeilijk te vangen is in één woord. Is het film, is het theater of is het video? Zij creëert als het ware een apart medium waarin ze een zoektocht laat zien. In een interview met Anke Verbeek vertelt Luca over deze zoektocht en legt ze uit hoe restricties haar vrijheid geven.

door Anke Verbeek

In jouw werk zie ik steeds identiteit als thema terugkomen. Waar komt die fascinatie vandaan?
De mens en diens zoektocht naar één “zelf” staat inderdaad vaak centraal in mijn werk- Wie ben je? Waar hoor je bij? Hoe maakbaar is onze identiteit? Ik probeer te laten zien dat de mens nooit slechts één identiteit kent (zoals de auteur Amin Maalouf beargumenteert in zijn boek, On Identity). Maar dat identiteit bestaat uit vele lagen en verschillende ‘personages’ die we al spelenderwijs kunnen ontdekken en afwisselen.

Je werk, LOOK A LIKE/LUC A LIKE, toont een zoektocht naar hoe jij eruit zou moeten zien. Ik ben benieuwd naar de uitkomst van die zoektocht. Hoe moet jij eruitzien?
Er is natuurlijk geen definitie van hoe Luca eruitziet. Wat Luca in LOOK A LIKE/LUC A LIKE definieert is de eindeloze zoektocht naar de verschillende uiterlijkheden. Het is een soort catalogus van allerlei personages die Luca probeert uit te beelden-“By imitating many others I may find a self“. Uiteraard zijn de referenties die Luca tot haar beschikking heeft wel beperkt. Voor dit werk maakte ik gebruik van mijn huis en kledingstukken van familieleden. Ik legde mijzelf een limiet op van het aantal beelden. Dat werd 300 beelden in twee weken. Ik heb vooraf bepaald hoeveel beelden ik per dag moest maken, dat er een beeldenserie in moest komen en een paar beelden waarop exact dezelfde handeling staat.

Hoe verloopt het creatieproces van jouw werken?
Tijdens het creatieproces vind ik het belangrijk een stevig kader te bieden dat dwingend is maar daarom juist ruimte biedt voor onverwachtse uitkomsten. In de video, THIS IS US A STORY OF THOSE, THEM, ME & WE, werkte ik samen met twee andere spelers. Vanuit uitgeschreven scenes creëerden we samen de mis-en-scene, dus de bewegingen en handelingen, tijdens de opnamedagen. Het leek op een theaterrepetitie waar we samen zochten naar verschillende vormen. De scenes zijn als een opvoering, in one-takes opgenomen.

Je werkt vanuit restricties. Op welke manier geven die jou de vrijheid die je nodig hebt voor het maken van een werk?
Video en film zijn een technisch medium, maar ik gebruik in mijn werk zo min mogelijk technische aspecten. Licht, geluid en cameravoering zijn vooraf bepaald en meestal minimaal. Dit soort beperkingen geven mij de vrijheid om met minimale middelen een magische, absurdistische wereld te creëren die hopelijk tot de verbeelding spreekt. Ik geloof in de poëtische kracht van beeld en probeer de humor te behouden in ernstige onderwerpen. Mij houden aan regels, zoals continuïteit of de 180 graden regel, is dan ook minder van belang dan een authentieke visuele wereld, script en spel. Door mijn ervaringen in het theater ben ik bewust van de verschillen tussen video en theater en geïntrigeerd door deze verschillen. Met mijn werk wil ik een vertelstructuur ontwikkelen die het concrete combineert met een artistieke vrijheid. Want hoe creëer je een zo helder mogelijk verhaal waarbij op beeldend niveau juist veel artistieke vrijheid ontstaat? Hoe zorg je ervoor dat de kijker geen ‘anything goes’ gevoel beleeft? Hoe zorg je ervoor dat de kunstzinnigheid van de video(s) het verhaal juist versterkt in plaats van belemmert? Waar ontmoeten de suspension of disbelief en artistieke verwondering elkaar?

Heb je dat altijd al willen onderzoeken, die combinatie van video en theater?
Nee dat is gaandeweg ontstaan. Ik ging naar de toneelacademie in Maastricht en begon daar aan de performance opleiding en met het maken van video’s. Na mijn afstuderen ben ik in Frankrijk meegegaan met een circus. Ik had een romantisch idee van die wereld vol theatraliteit, met clowns die overduidelijk een opgezette rol en emoties spelen. We weten dat het enorm is aangezet maar toch geven speler en kijker zich daaraan over. Dat laat ook wel zien hoe maakbaar dingen zijn. Pas toen ik film ging studeren aan KASK in Gent, werd het me duidelijk dat ik theater en film wil samenbrengen. Met mijn theaterachtergrond poog ik in mijn videowerk op interdisciplinaire wijze een vormelijke beeldtaal te combineren met een gelaagde psychologische binnenwereld van de personages en met existentiële vragen.

Waar zou je jouw werk het liefst zien: op de biënnale van Venetië, op een groot filmfestival, of tijdens een theatertour? Of alle drie?
Biënnale van Venetië, Woepwoep!

Bezield of niet?

Wij leven in een wereld waarin we meer en meer versmelten met de dingen om ons heen. En daarom wordt de vraag naar methodes om de ziel van objecten te bepalen, steeds groter. Waarom? Misschien om onze onafhankelijkheid te bewaken als mens, of misschien om empathie te tonen voor de spullen die we ontwerpen, produceren en gebruiken. Ontwerper en onderzoeker Judith Dörrenbächer beschrijft in haar boek, “Beseelte Dinge-Design aus Perspektive der Animismus”, een zoektocht naar manieren om de ziel van een object te definiëren, zodat we de grensvervaging tussen mens en ding beter kunnen herkennen. Bert van der Zee sprak met Judith Dörrenbächer over de rol die is weggelegd voor ontwerpers als het gaat om grensbewaking.

Vanwaar die interesse voor techno-animisme?
Vandaag de dag nemen objecten veel beslissingen voor ons. Ze zijn verbonden met andere objecten, ze leren, ze voelen – ze hebben eigenschappen die voorheen alleen mensen hadden. Aan de andere kant verliezen objecten weerstand doordat tastbare grenzen simpelweg oplossen. Het is niet meer zo duidelijk waar een object begint en onze barrière eindigt of andersom. Objecten passen zich aan ons gedrag aan, ze leren om aan onze wensen of aan de wensen van de bedrijven die ze ontwerpen, te voldoen. Bovendien beïnvloeden ze ons gedrag zonder dat we het doorhebben. Daar komt nog eens bij dat deze objecten onderling nauw verbonden zijn. Ze zijn onderdeel van iets groters, een soort ‘internet van dingen’. Ze vormen als het ware een nieuw ecosysteem. Iets leeft in die objecten, iets dat ze quasi-levend maakt.

Wat heeft animisme hiermee te maken?
We vinden in deze technologische ontwikkeling kenmerken terug waarvan wij, moderne mensen, altijd dachten dat alleen inheemse volkeren dat doen, zoals het praten tegen dingen. Maar tegenwoordig praat iedereen tegen dingen en zwaait iedereen naar dingen om een interactie met ze aan te gaan. Dit is gedrag waarvan moderne mensen zich ooit distantieerden door te zeggen: wij zijn rationeel, wij zijn volwassen, we geloven niet dat dingen een ziel hebben. Dus aan de ene kant vinden we onszelf heel modern, een high-tech maatschappij. Aan de andere kant gedragen we ons pre-modern. Dat contrast boeit me. De toekomst en het verleden versmelten. Tegelijkertijd besef ik dat het best wel lastig is voor mensen om eigenwaarde te ontwikkelen, omdat de grens tussen mens en technologie vervaagt. Wat ooit een tastbare tegenhanger was, is nu een ongrijpbaar object. Dit fenomeen doet me denken aan iets dat in animisme theorieën, ‘magisch denken’ genoemd wordt. Animisme, magie en betovering zijn met elkaar verweven.

Kunt u een voorbeeld geven van magisch denken?
Daarvoor verwijs ik graag naar de psycholoog Jean Piaget. In zijn beschrijving van de vroege ontwikkeling van het kind, stelt hij dat jonge kinderen niet in staat zijn om een onderscheid te maken tussen zichzelf en de buitenwereld. Wanneer kinderen hun ogen dicht doen denken ze dat de wereld verdwijnt. Of ze denken dat de maan hun volgt wanneer ze rondlopen. Jonge kinderen denken dat hun eigen gedachten en hun gedrag de buitenwereld beïnvloeden. Ze zijn zich in beperkte mate bewust van de scheidslijn tussen zichzelf en de wereld om zich heen. Jean Piaget noemde dit ‘magisch denken’. Hedendaagse technologie bekrachtigt dit verschijnsel op een nieuwe manier. Met slimme contactlenzen kun je in de toekomst de buitenwereld besturen door bijvoorbeeld een paar keer te knipperen met je ogen. En wanneer dit soort brein-computer interactie alledaagser wordt, zullen je boodschappen misschien wel aan huis afgeleverd worden, alleen maar door eraan te denken. Dit soort technologie werkt magisch denken in de hand. Maar hoe bewaken we onze eigenwaarde in een omgeving waarin technologie zich moeiteloos aan onze wensen aanpast? Misschien hebben we een nieuwe vorm van verzet nodig, weerstand. We moeten gaan nadenken over methodes waarmee we de grenzen tussen onszelf en de buitenwereld, tussen onszelf en de technologie die ons omgeeft, kunnen bewaken.

Grensbewaking met behulp van weerstand?
Ja, weerstand ontstaat bijvoorbeeld in een systeem dat opzettelijk met fouten ontworpen is. Wanneer gebruikelijke processen verstoord worden, zal een object zich meer als een tegenhanger uiten. Hetzelfde geldt voor een transparanter systeem dat laat zien wat er daadwerkelijk gebeurt tussen de gebruiker en het systeem. Transparantie laat zien dat de interactie niet magisch is. Vooropgezette fouten en transparantie vormen een weerstand die afstand creëert tussen gebruiker en technologie. Deze afstand is kennelijk nodig om kritisch en zelfbewust te blijven.

Dus weerstand kan integraal in een product ontworpen worden?
Weerstand kun je ook ervaren in experimenten met fysieke interactie tussen mens en object. Dit soort experimenten richt zich bijvoorbeeld op het imiteren van een object om er bewust empathie voor te krijgen. Hierdoor identificeer je een object als iets dat los staat van jou, want je kunt alleen empathie hebben voor iets dat anders is dan jijzelf. Het zou mooi zijn om deze bevindingen te verleggen naar de technologische wereld. Misschien helpt het ons om meer empathie te voelen voor de technologie om ons heen, en helpt het ons tegelijkertijd om gepaste afstand te bewaren.

Wat rest ons? Hoe ziet u dit voor u?
Wel, we hebben te doen met twee perspectieven: het technologisch optimistische en het technologisch pessimistische perspectief. Het pessimistische perspectief zegt: ‘we raken onze controle kwijt omdat objecten de macht krijgen over ons, we zijn geen subjecten meer, maar de objecten worden subjecten, help! De wereld op zijn kop, nu zijn wij passieve objecten!’ Het optimistische vertrekpunt gaat er vanuit dat technologie ons helpt om betere mensen te worden doordat we iets aan onszelf toevoegen. Ik ben niet geïnteresseerd in één van beide perspectieven [sic]. Ik vind dat we grenzen nodig hebben tussen mens en technologie om zelfbewustzijn in stand te houden. Maar in plaats van vasthouden aan het oude onderscheid tussen autonoom subject en het passieve object, denk ik dat we moeten onderhandelen over deze grenzen, zodat er nieuwe scheidslijnen ontstaan. Ik ben erg geïnteresseerd in experimentele en artistieke methoden die je helpen te onderhandelen tussen jezelf en het andere. Hierdoor blijf je bewust van jezelf en je eigenwaarde.

Waarom is het belangrijk dat mensen zich definiëren ten opzichte van objecten?
Het is belangrijk om autonoom te blijven denken en je terug te kunnen trekken uit je omgeving. Je kunt je alleen verantwoordelijk voelen wanneer je duidelijk voelt wie je bent en voelt dat je de mogelijkheid hebt om dingen te beïnvloeden. Dat maakt ons anders dan onze technologie. Wij maken ethische beslissingen, onze smartphone niet. Ik vind het interessant om te zien hoe we onze eigenwaarde en ons menselijke bewustzijn kunnen behouden, terwijl alles om ons heen zo quasi-menselijk is. Hoe bewaken we onze scheidslijnen? Hoe ontwerpen we nieuwe grenzen? We moeten toewerken naar een nieuw begrip van het mens-zijn, en naar een nieuw begrip van het object, want beide zijn aan het veranderen.

Tekst en interview: Bert van der Zee

Spannende toneelpremières  

Vanaf februari 2023 gaan een aantal klassieke toneelstukken in Nederland in première en aansluitend zijn ze te zien in diverse theaters in Nederland en België. Het zijn bijna allemaal klassiekers maar met een spannend kantje. Lees in deze editie van Speels waarom ze spannend zijn.

Coriolanus (Shakespeare)
Regie: Nina Spijkers
Gezelschap: Het Nationale Theater
Spannend: generaal Coriolanus is een vrouw.
Waar: diverse theaters in Nederland
Wanneer: 14 februari t/m 7 april 2023

My First Tragedy: Iphigeneia (Euripides)
Regie: Mart van Berckel en Angela Herenda
Gezelschap: NNT en Club Guy & Roni
Spannend: dans, spel en slagwerk laten je de essentie van het verhaal voelen.
Waar: diverse theaters in Nederland
Wanneer: 16 februari t/m 13 april 2023

Jane Eyre (Charlotte Brontë)
Regie: Eline Arbo
Gezelschap: National Theatret Oslo
Spannend: Eline Arbo (foto) verrast altijd met haar openhartige en onverwachte toneelregie.
Waar: Internationaal Theater Amsterdam
Wanneer: 24 en 25 februari 2023

Fotografie: Kurt van der Elst